DE TAXI REED richting het noorden, terug naar waar ze vandaan gekomen waren. De auto ging snel. Eerst door het park van Marie-Luise. Dan dicht langs de schitterende Plaza de España. Dan langs het grote koninklijke paleis, het Réal Alcazar, dat decennia lang geliefd was geweest als locatie voor diverse spectaculaire films. Dan een flinke bocht naar links, weg van de wijde avenidas en de veel smallere straten van de binnenstad in. De taxi minderde geen vaart, waardoor die opeens snel en bijna roekeloos leek te rijden door de straatjes met hun onoverzichtelijke kruisingen.
‘Het godsvertrouwen van de taxichauffeur’ zei Paola.
‘En hun zesde zintuig dat om hoekjes kan kijken.’ meende Andrès.
De taxi maakte weer een bocht. De chauffeur gaf nog eens flink gas, meer uit temperament dan verkeersnoodzaak en stopte ineens voor een breed gebouw ,met getraliede ramen en een grote houten toegangspoort met sierlijk smeedwerk beslag. De poort was overduidelijk gesloten.
‘Palacio de Altamira’ zei de chauffeur.
Ze waren er. Ze betaalden en stapten uit.
Ze zagen geen deurbel. Er was niemand.
Ze keken nog eens op het papiertje, met het adres.
Enkele meters naast de poort was een doorgang die leidde naar een steegje. Ze liepen het steegje in, maar het verschafte geen toegang tot het grote gebouw. Ze liepen weer terug en stonden weer voor de ingang.
‘Wachten dan maar.’ zei Andrès, ‘Maar op wie?’
Na een kwartier werd de poort van binnenuit geopend. Er verscheen een man van een jaar of dertig, met een zwarte broek en een wit overhemd. Hij zag er netjes uit maar op een bepaalde manier onopvallend. Een beetje nadrukkelijk onopvallend, dacht Paola. De man liep op ze af.
‘Señor Rosa?’ vroeg Andrès.
‘Shhh.’ zei de man, ‘Niet zo hard alstublieft. Nee, niet el señor. Maar ik zal u naar hem toe brengen. Fijn dat u het gevonden hebt. Loopt u allebei met mij mee, alstublieft.’
Als ze dachten dat ze nu het Palacio de Altamira van binnen te zien zouden krijgen hadden ze het mis. De man ging hun voor. Ze liepen het gebouw voorbij, ongeveer honderd meter verder tot ze weer bij een houten poort stonden, ook met smeedijzer beslagen. In de boog bevond zich een vierkante deur. Deze was geopend. Ze liepen naar binnen en zagen dat het gebouw een kerk was.
Eenmaal binnen moesten ze aan het schemerdonker wennen omdat het weliswaar al avond was maar toch nog licht op straat.
‘Wacht hier.’ zei de man tegen hen, ‘Ik zal hem zeggen dat u er bent.’
Hij verdween door een deur aan de andere kant.
Even later werd deze geopend.
‘Komt u verder.’ zei de zwartwitte man. Hij nodigde hen uit om naar binnen te gaan. Zelf ging hij door de poort naar buiten en was verdwenen zonder te groeten.
Het was een voorportaal geweest. Ze betraden een kerk uit de baroktijd, met marmeren bogen, een vloer met ingelegde patronen en de typerende mengeling van brandende kaarsen, heiligenbeelden met bloemen er voor, zijaltaren, een hoofdaltaar met een grote schildering en overal de geur van bloemen en wierook. Het was er schemerdonker. Het licht kwam van de kaarsen en de paraffinelichtjes die als sterretjes in de avond waren.
Naast het hoofdaltaar was een deur die waarschijnlijk naar de sacristie leidde of naar andere ruimten voor praktisch gebruik. Door deze deur kwam een man van een jaar of zestig op hen toelopen. Hij was klein en tenger, met een fijngetekend gezicht en zeer grote, donkere ogen. Hij droeg dunnend haar dat achterover gekamd was. Het glansde zilverachtig in het kaarslicht evenals zijn kleine verweerde snorretje.
‘Daar zijn jullie!’ zei hij met een hese zachte stem.
Hij gaf ze allebei vormelijk de hand en boog lichtjes, ‘Nu….. jullie weten mijn naam al.’
‘Señor Rosa….’
‘Uw dienaar. Aangenaam. Jij bent Doña Paola. En jij bent Don Andrès.Mag ik jullie zo noemen?’
‘Graag.’ zeiden ze allebei.
‘Ik steek meteen van wal. Om te beginnen al dit geheimzinnig gedoe. Ik weet dat het lijkt alsof ik veel te verbergen heb, omdat ik methoden bezig die lijken op die van criminele organisaties. Gedoe omtrent naam en een afspraak op een neutrale plek waarbij je de persoon niet meteen zelf ontmoet. Je weet ook niet of ik wel echt Rosa heet, en je hebt geen mogelijkheid om dat te verifiëren. Ook als je me zou vinden op internet, weet je nog steeds niet of dat mijn echte identiteit is.
Mij online opzoeken is trouwens vergeefs. Ik besta daar niet. O ja, nog voor de zekerheid. Mag ik even het briefje met het adres zien?’
‘Kijkt u maar!’ Paola gaf het hem, ‘Het gaat natuurlijk om het handschrift van onze man in de bibliotheek!’
‘Inderdaad, señora, zie je, je had daar zelf al aan gedacht. Je bent ook al in de juiste stemming gekomen door mij niet de naam van Dr. Angelmo te noemen.’
Hij lachte even.
‘Maar’, vervolgde hij, ‘je zult straks begrijpen waarom deze maatregelen nodig zijn. Laat ik zeggen dat ik om persoonlijke redenen erg vervlochten ben met de lange geschiedenis van deze stad maar je mijn persoonlijke redenen niet vertellen zal. Ze zijn ook niet belangrijk. We zijn slechts onderdeeltjes van een groter geheel. Ons eigen verhaal is soms wel en soms niet belangrijk. In dit geval niet.
Het zal jullie ook duidelijk worden waarom ik jullie wil helpen. Neem nu van mij aan dat dat echt zo is. Dr. Angelmo heeft over jullie verteld en waar jullie mee bezig zijn. Dat is iets dat belangrijk is. Helaas is het op een bepaalde manier ook op een verschrikkelijke manier verweven met het lot van bepaalde groepen mensen in deze stad. Dat wordt zo meteen ook duidelijk.
Verder moet je weten dat ik uiteraard niet op mezelf sta maar deel ben van een organisatie. Die is weliswaar vrij informeel en heeft geen kantoor of rechtsvorm, maar is zeer hecht. En voor het geval je het mocht denken: nee, het is niet de vrijmetselarij, maar iets anders.
Voor ik nu verder ga: hoe is wat ik vertel voor jullie? Maakt het jullie wantrouwig?’
Andrès dacht even na.
‘Nee, eigenlijk niet.’ antwoordde hij, ‘Vreemd genoeg eerder het tegendeel.’
Señor Rosa keek hem vriendelijk maar tegelijk vrij scherp aan.
Deze man kijkt door me heen, dacht Andres. Op de een of andere manier maakte ook dat hem niet ongerust.
‘Ik heb informatie over jullie nagetrokken’, zei Rosa. ‘Daardoor weet ik vrij goed waarvoor jullie in Sevilla zijn. Ik weet met wie jullie samen reizen. Ik weet ook dat jij, Andrès, zelf buitengewoon talent hebt om informatie na te trekken. Anders hadden jullie hier niet gestaan met jullie vraag. Omdat je zelf zo goed in research bent vind je het hopelijk niet bedreigend dat ik nu een en ander over jullie weet. Ik weet bijvoorbeeld dat jullie te vertrouwen zijn. En dat maakt het zakendoen wat we nu voor de boeg hebben gemakkelijker.’
‘Zaken doen?’
‘Wacht maar af. Het wordt snel duidelijk. Laat ik concreet worden. De manuscripten zijn nog onderweg. Jullie waren zo snel ter plaatse dat mijn contacten er nog mee bezig zijn. Ik verwacht ze over een kwartier tot twintig minuten hier. En omdat we dus nog tijd hebben, kan ik je iets vertellen over de plek waar we zijn, die ik speciaal voor onze meeting heb uitgekozen. Het Palacio de Altamira was niet meer dan een startpunt. Je kunt dat gewoon bezichtigen, maar is nu gesloten.
Je bevindt je nu in de Iglesia de Santa María la Blanca. Ik vertel je niet alles en ga je geen rondleiding geven. Dat kun je later doen of je neust online. Ik vertel nu niet aan een paar nieuwsgierige touristen. Ik vertel en leg de lading van een plek willens en wetens in jullie hart. Accoord?’
Paola was nu al ontroerd. Haar ogen glinsterden.
‘Ik zie het al,’ glimlachte Rosa, ‘Jij hebt een ontwikkeld gevoel voor plekken en hun lading. Dank je dat je hier bent. We gaan de geschiedenis in.
Er zijn twee kerken die Santa María la Blanca heten. Met allebei is iets bijzonders aan de hand. De ene staat in Toledo. In de andere staan wij nu. Beide kerken zijn gebouwd op plekken waar vroeger een joodse synagoge was. Je weet waarschijnlijk dat we in Spanje een gewelddadige en trieste geschiedenis hebben die uitmondde in het verdrijven van de joden in de late Middeleeuwen.
Je bevindt je op dit moment midden in wat vroeger de joodse wijk van Sevilla was. Jullie vertaler naar wiens geschriften jullie zoeken is volledig onderdeel van deze geschiedenis. Hij leefde als een geconverteerde jood. Daar waren jullie al achter gekomen. In zijn tijd stond hier geen katholieke kerk. De smeltkroes van religies in Andalusië en de veroveringen en overheersingen en terugveroveringen maakte dat de heilige plaatsen nogal eens van religie wisselden. Jullie waren een paar uur geleden in de grote kathedraal, weet ik. Je stond op de plaats waar vroeger een grote moskee was. De vraag voor jullie is nu natuurlijk zijn, hoe ik in ‘s hemelsnaam weet dat jullie daar waren, maar met die vraag laat ik jullie nu zitten.’
‘Hè, wat flauw van u!’ zei Paola, ‘Want dat vind ik nu juist zo spannend. Hoe u dat over ons weet, ervan uitgaande dat toen wij daar waren u nog niet eens van ons bestaan wist!’
‘Aha. Is dat zo?’ zei Señor Rosa met iets van een twinkeling in de ogen, die door Paola en haar gevoel voor humor met gelijke munt terugbetaald werd ‘Nou goed, chica. Als jij dat zegt..’
‘Maar gaat u alstublieft verder!’ riepen Andrès en Paola bijna tegelijk.
‘Waar het hier om gaat,’ vervolgde Rosa, ‘is dat op deze plek dus nog een laag extra aanwezig is. Dat kun je letterlijk nemen. Voordat de kerk er stond was er dus een synagoge. Tussen haakjes, er zijn tegenwoordig geen synagogen meer in Sevilla. Maar voordat die synagoge er was stond hier een moskee. Dus deze plek is van de drie grote religies van Sevilla. Van islam, jodendom en christendom.’
‘Wacht eens.’ zei Andrès, ‘Er gaat me een licht op. De geschriften waar het om gaat zijn van Arabische origine. Ze zijn door een geconverteerde jood van het Arabisch naar het kerk-Latijn vertaald en daarmee de voor de middeleeuwse Europese geleerdheid in de universiteiten en de kloosters toegankelijk gemaakt.’
‘Juist!’ zei Rosa, ‘En daarmee bevinden we ons dus op de perfecte plek voor deze manuscripten!’
‘Betekent dat, señor Rosa, dat de manuscripten zich hier bevinden?’
‘Dat ga ik jullie bevestigen noch ontkennen. Ik zal jullie alleen zeggen dat de manuscripten zich in elk geval dadelijk hier zullen bevinden. Maar ik zeg jullie niet waar ze vandaan komen. Oh kijk eens?’ zei hij ineens en liep naar een kerkbank op de voorste rij, ‘Dat treft! Ze zijn zojuist aangekomen.’
Paola en Andrès keken elkaar verbouwereerd aan. Ze waren al die tijd in de kerk geweest zonder dat er verder iemand was geweest.
‘Maar hoe kan….?’
‘Si, ze zijn net gebracht. Door iemand die heel snel en onopvallend kan zijn.’
Op de kerkbank lagen bij het middenpad een rij missalen en gezangboeken. Rosa legde de stapel opzij. Een voorwerp werd zichtbaar dat was ingepakt in effen blauw inpakpapier, met een henneptouwtje eromheen geknoopt. Hij knikte.
‘Daar zijn ze.’ zei hij, ‘Laat ze nog even dicht. Ik zal je zo zeggen wat je ermee moet doen. Dit is deel één van onze transactie. Maar nu komt er nog iets anders.’
Hij haalde uit zijn binnenzak een paar in vieren gevouwen bedrukte vellen papier te voorschijn.
‘Dit is geen origineel.’ zei hij met een glimlach, Ergens houden de mogelijkheden op. Maar wel directe fotokopiëen van een bijzonder document. Ze zijn een half uur geleden gemaakt en die geef ik je straks mee.
Nu komt iets wat groots en tragisch tegelijk is. Zie je, ik weet waar jullie mee bezig zijn. Dat jullie Senhor Anthony McIntyre van zijn leukemie af aan het helpen zijn door stamceltherapie in te zetten met cellen afkomstig van zijn eigen navelstreng. Omdat jullie artsen zijn zeg ik er meteen bij dat niemand zijn of haar medisch beroepsgeheim heeft geschonden. Maar ik leg jullie niet uit hoe ik dit dan weet. Laat ik zeggen dat Sevilla een oeroude stad is met veel meer ogen en oren dan je je voorstellen kunt en met veel intelligente en geïnteresseerde mensen. Ik weet ook dat de behandeling concreet al in gang wordt gezet, althans gepland staat. Het is mij duidelijk dat de beide geschriften in het blauwe pakje de behandeling niet zullen veranderen in haar aanpak, maar wel de extra dimensie geven aan wat er eigenlijk nu al medisch gebeurt. En dat dat van invloed is op het resultaat ervan. Deze oude manuscripten geven handen en voeten aan het placebo effect. Dat wil zeggen aan de rol van het geloof bij genezing. Ze onderbouwen dat. Laat ik een mooi Engelstalig begrip gebruiken: ze maken het scientific. Ja dat is zo’n woord met een prachtige glans! Dus de betekenis van geloof wordt wetenschappelijk gemaakt Dat bevalt mij en dat bevalt niet alleen mij, maar, getuige jullie zoektocht, ook jullie.
De tweede schakel is het wezen van geloof. Het komt schijnbaar vanuit de ziel. Die komt daardoor in beweging. Maar qua origine stamt geloof uit de geest. En om de volle kracht van de geest te onderkennen is het onderscheid kunnen maken tussen ziel en geest zo belangrijk. Daarmee is de cirkel rond: helen door sterken van de geest. Placebo effect.’
Wat raar! Ze wisten dit al. En toch duizelde het hen. Rosa bevestigde het:
‘Ik vertel jullie tot dusverre alleen maar wat jullie al weten! Sterken van de geest dus. En dat gebeurt. Jullie zoeken sterking. Jullie patient zoekt die. Maar ik en de mijnen ook! En de geest geeft vanuit onze verbinding. Dat verbindt ons met jullie.’
‘Wow.’ zei Paola, ‘wow.’
’Ja’ gaf Rosa toe, ‘als ik dat zeg klinkt dat erg weids, maar het komt daar wel op neer. Ik ben dus ontzettend blij jullie van het gevraagde te kunnen voorzien. Maar er komt nog een geschenk bij. Een toegift. Maar een hele ernstige. Hou je vast! Dat stukje over het placebo-effect maakte inderdaad gebruik van dat voorbeeld van het libidoverhogend middel waarbij de auteur juist de absurditeit gebruikte heeft om de werking van het placeboeffect aan te tonen. Maar jullie waren al verder. Jullie hebben Dr. Angelmo, die een erg goede luisteraar is, verteld dat jullie al op de gedachte waren gekomen dat het placeboeffect misschien minstens zo belangrijk is als het ingezette middel niet absurd is en de werking ervan wèl begrijpelijk is. Dat is pas sterken van de geest!
Welnu, Angelmo en ik spraken kort aan de telefoon hierover. Mij schoot onmiddellijk een ander, geschrift te binnen. Ik besloot dat jullie daar kennis van mochten nemen. Dat heb ik dus hier. Dat wil zeggen: dat is die fotokopie. Je mag het straks zelf vanuit het Latijn ontcijferen. De titel ervan luidt: circa umbilicum et cuiuslibet nati et remedium ab anemia mortiferum. Ik zal je even op weg helpen. Vertaald: over de genezing van dodelijke bloedarmoede door de navelstreng van de pasgeborene. Geschreven door een joodse arts in Sevilla. Ik heb een vermoeden wie, maar houd hem anoniem. Dit geschrift dateert uit de twaalfde eeuw. Lief artsenkoppel van me: does this ring a bell?’
Voorzover mogelijk in een ruimte waar zij met z’n drieëen toch al alleen waren werd het nu doodstil. Rosa zweeg en wachtte. Andrès zweeg. Paola zweeg.
Andres’ ogen werden vochtig. Er kwamen tranen. Hij keek naar zijn geliefde. Zijn geliefde keek terug. Ook met tranen Het stel keek naar Rosa. Rosa was ook ontroerd.
‘Maar..maar..’ stamelde Paola tenslotte, ‘dat….. dat is een beschrijving van stamceltherapie als remedie tegen leukemie!’
‘En dat was toen bekend?’ Andrès keek verbijsterd naar het nog opgevouwen papier in de handen van Rosa.
‘Ja, dat was bekend.’ zei deze, ‘Maar hoe algemeen durf ik niet te zeggen. Bij deze mens was het dus bekend. Er zijn natuurlijk sindsdien technieken bijgekomen om het aldus verkregene op een veilige en effectieve manier in te brengen bij een patiënt. Enfin, jullie vakgebied. Hoe het toen ging wordt ook beschreven. Ik lees jullie dat voor, ik vertaal ter plekke, Maar straks heb je het zelf in handen. Let eens goed op hoe het gevoelsmatig op je overkomt als je dit hoort. Schakel ook even je medische kennis die je hebt uit. Nou ja, dat zal wel lastig zijn, maar probeer het. Dit staat er ongeveer:
om dodelijke bloedziekten te bestrijden die gepaard gaan met bleekheid en het geleidelijk verdwijnen van de levenskracht neme men van een pasgeboren kind het bloed van de navelstreng en deze zelve, zo mogelijk direct bij of na de geboorte. Het kinderlijke bloed en het koord worden in een mortier innig vermengd en tot een tinctuur of zalf bereid die zo mogelijk op een wonde of direct in de ader van de lijdende wordt ingebracht. Er zal een heftige reactie volgen die gepaard kan gaan met hoge temperatuur en tijdelijk verlies van bewustzijn waarna convalescentie inzet. De behandeling is zeer riskant en wordt alleen toegepast bij patiënten in een vergevorderd stadium van bleekzucht.
Er is nog meer. Maar dit is even genoeg voor nu. Nu mijn vraag aan jullie.
Wat denk je dat het lot van deze joodse arts is geweest?’
Ze trokken allebei wit weg.
‘Oh nee!’ kreunde Andrès, ‘oh,.. natuurlijk! Dus komt daar wat ze altijd zeggen vandaan! Oh, wat erg..’
‘Verschrikkelijk!’ zei Paola, ‘Dus je wilt je medemensen helpen. Je vindt een remedie, die moeder natuur zelf in haar apotheek heeft. En je wordt door domme mensen, door op kwaad beluste mensen beticht, je wordt beschuldigd van, van..’
‘Inderdaad’, zei Rosa, ‘en het bleef niet alleen tegen deze arts. Het werd gebruikt tegen een hele bevolkingsgroep. Het afschuwelijke is dat dit inderdaad een vast onderdeel is geworden van antisemitisme over de hele wereld: dat de Joden pasgeboren kinderen doden!’
‘Maar, meende Andrès koppig, ‘het is misschien naïef van me. Maar wat ik eruit begrijp is de stamceltherapie in haar kiemvorm. Dat zou je dan nu eindelijk met de kennis van nu wereldkundig kunnen maken? En daarmee de aantijging eens en voor altijd onkrachten’
‘Jonge man, en prachtige arts, zei Rosa triest, ‘jij vergeet hóe hardnekkig de drijfveer in de mens is de ander van iets te beschuldigen zonder zelfs maar de bereidheid te onderzoeken of het waar is of niet. Toen ik zo oud was als jij nu bent dacht ik er ook zo over. Toegegeven, het was een beetje een andere tijd toen. Toen ik dit geschrift in handen kreeg leken even de tijden veranderd. Maar dat bleek een illusie. Vergeet even niet dat bijvoorbeeld er op dit moment groeperingen zijn in de Verenigde Staten die met droge ogen beweren dat de politieke partij van de Democraten kinderkannibalen zijn.
We leven helaas opnieuw in een tijd waarin boosaardige verdachtmakingen en complottheorieën gedijen, bij de gratie van haat. Door angst om verlies van status van bepaalde bevolkingsgroepen en algemene onzekerheid over ons aller toekomst. En vanuit collectief gevoel van bedreiging is men nog altijd zonder meer ertoe bereid anderen te beschuldigen van de meest ongure zaken.
Je zou het niet zeggen omdat het niet past in ons vooroordeel: dat we inmiddels een verlichte mensheid geworden zijn. Maar het onverlichte, zeg maar gerust het duistere neemt in onze tijd toe. En ook het antisemitisme neemt weer toe. Die twee gaan altijd hand in hand.
Als je dit geschrift nu op internet zou publiceren programmeer je daarmee de volgende jodenpogrom. Het is verschrikkelijk en idioot. Maar het is niet anders. En daarom is het dus geheim.
Beschouw het als een groot blijk van vertrouwen dat ik jullie dit toevertrouw, Maar zoals je gemerkt hebt ben ik voorzichtig. Ik heb niet onthuld wie het geschreven heeft en ook niet waar het geschrift zich bevindt. Je mag ervan uitgaan dat het ergens wordt bewaard alsof het een staatsgeheim is.
Wat ik van jullie nog wil vragen is het volgende. Nu komt het tweede deel van onze transactie. Dat is dat je nadat meneer Anthony McIntyre genezen zal zijn van de leukemie hij met mij contact opneemt. Ik heb niet concreet iets in mijn hoofd op dit moment maar ik denk dat hij en zijn wereldwijde bedrijf iets voor ons kunnen doen. Laten we zeggen dat hij met wat hij tot dusverre in de wereld zette heeft laten zien bij te dragen aan de kennis, creativiteit en ontwikkeling van de mensheid. Dat is hoe ik over hem denk. En wij hebben zulke steun nodig. Geen financiële steun, daarom gaat het ons niet. Zie het maar als moral support, maar dan georganiseerd.
Wie deze “we” zijn? Laat dat nu voor wat het is. En beschouw mij als een rouwende. Ik heb tranen uit het verleden en ben wakker en waakzaam om wat in deze tijd opnieuw bedreigd wordt. Ik zal meneer McIntyre trouwens op geen enkele manier onder druk zetten, net zomin als ik jullie op een of andere wijze nu onder druk zet. Dat is onverenigbaar met wie ik ben en wat wij doen. Je bent dus vrij om te doen en laten wat je wilt. Ik vraag alleen maar of je hem wilt vragen. Je mag van onze ontmoeting vertellen als het uitkomt. Ik weet dat Anthony McIntyre kan zwijgen als het moet.
Wat je ook besluit, ik help jullie nu met het enige dat naar mijn mening telt in deze wereld. Dat is handelen uit liefde en stimuleren van geloof in de geest. Ik bedoel dit niet eens religieus. Ik bedoel het in de zin van geloven in wat je doet en dat geloof door kennis en kennis door geloof wordt gedragen. Geen intellectuele kennis. Die van het hart, waarbij ijverige studie nooit kwaad kan. Nou, dat is het wel zo ongeveer.’
Ze waren er stil van. Señor Rosa zweeg ook. Het enige dat ze hoorden was een zacht geluid dat waarschijnlijk van het flakkerend branden van de vele kaarsen afkomstig was. Van buiten klonk af en toe zeer gedempt het geluid van een passerend voertuig.
Ze waren alle drie tijdens het gesprek in de kerkbanken gaan zitten, ieder op een eigen rij en zich naar elkaar toedraaiend.
Paola stond nu op en liep naar Rosa toe. Ze boog zich voorover naar hem en nam zijn beide handen lang en aandachtig in de hare. Alsof ze ze wiegde.
‘Ik vind u meer dan iemand die rouwt om wat geweest is. Ik ervaar in u iets.. Hoe zal ik zeggen? Neem het voor wat het is, een oprisping van een vluchtige bezoeker.
U spreekt alsof uit u het hart van deze stad spreekt. Wat u zegt is mooi, en glorieus, en ook intens verdrietig. En hoewel ik niet begrijp waar wij zoekers dit aan verdiend hebben ben ik u dankbaar dat u ons in vertrouwen neemt. Hopelijk zijn we uw vertrouwen waard’
‘Maar dat zijn jullie!’ riposteerde Rosa, ‘Zie je, ik loop al wat langer rond op deze wereld. Ik had toch al research over jullie al gedaan, om het woord spionage te vermijden hoewel het natuurlijk op hetzelfde neerkomt. Jouw vader, John Carpenter, is ook een markant iemand trouwens, vereerde Doña Paola. Dank je wel voor je woorden.
En nu moeten we tenslotte even praktisch worden. Hoe nu verder? Naast deze voormalige synagoge stonden de huisjes van de joodse wijk. Een aantal daarvan zijn samengevoegd tot het aangrenzende hotel. Daar is een kamer voor jullie geboekt vannacht. Dit is de deal. Je neemt het blauwe pakket mee naar je kamer. De inhoud kun je daar bekijken. Het wijst zich vanzelf. Er zitten in de cassette handschoentjes bij om de geschriften te kunnen aanraken. Doe net zo voorzichtig alsof het patiënten van jullie zijn en dan komt het goed. Verder zul je je geheel los daarvan op een uiterst sfeervolle locatie bevinden in het Hotel Casas de la Juderia, het hotel van de huizen van de Joodse wijk. Geniet daar maar met volle teugen van.
Morgenochtend om zeven uur staat de wagen van McIntyre klaar om jullie naar het vliegveld te brengen. Geef voor vertrek het pakje weer af. Bind het goed dicht, doe absoluut de fotokopie erbij, en zeg de receptie dat het voor kamer 22 is. Voor Señor Ibanez uit Cordoba. Vraag ze om een reçu. Je zult onderaan het reçu wat je dan krijgt de tekst lezen: groeten aan John Carpenter. Daarmee weet je dan dat het goed is. Ik neem nu afscheid van jullie. Buiten staat die meneer op jullie te wachten die jullie hierheen heeft gebracht.Hij brengt jullie naar het hotel. Alle goeds wens ik jullie! O, nog even dit: heb je het plafond van deze kerk al bekeken? Moet je echt even doen. Schitterend is het!’
Ze keken allebei omhoog, met de blik de uitgestrekte vinger van señor Rosa volgend.
‘Wat een prachtige ornamentie!’ zei Andrès, ‘Is er een bepaalde reden waarom u ons dit wilt laten zien?’
Er kwam geen antwoord.
Ze wendden de blik af van het plafond, keken weer voor zich uit, en toen verwonderd naar elkaar.
‘Rosa?’ vroeg Paola, ‘Waar is hij gebleven?’
‘Weg, vertrokken!’
‘De slimme vos!’
‘Zeg dat wel. Deze aftocht is wel geheel in stijl hè?’
‘Nou en of! Wat een ontmoeting, Andrès! Zouden we hem ooit nog een keer zien?’
Andres schudde zijn hoofd.
‘Daarbij zou passen dat we hem dan niet herkennen. Dat hij dan geen Rosa heet, en er compleet anders uitziet!’
‘Maar geen crimineel!’ zei Paola, ‘Het tegendeel.’
‘Ja,’ beaamde hij, ‘ iemand die ondergronds aan iets werkt. In oorlogen zitten zulke mensen bij het verzet.’
‘Zullen we dan nu maar gaan, mi amor?’
‘Ja, het is het enige wat we kunnen doen, vrees ik. Tenzij jij nog deze kerk wilt bezichtigen.’
‘Nee,’ zuchtte Paola, ‘eerlijk gezegd heb ik er niet de minste aandacht voor. Kom, we gaan naar buiten!’
Ze liepen door de deur en kwamen weer in het voorportaal. Daar stond de man met de zwarte broek en het witte overhemd. Toen hij hen zag wenkte hij en liep naar buiten. Ze liepen achter hem aan. Ze waren weer op de Calle Sta. Maria la Blanca. Na nog geen twintig meter ging de man naar rechts onder een steenrode poort door. Ze kwamen op een binnenplaats en van daaruit liepen ze het tegenoverliggende gebouw in.
Even later stonden ze bij de hotelreceptie. Hun begeleider bediende het belletje. Toen de receptionist kwam maakte hij een kleine buiging naar Andrès en Paola en vertrok zonder een woord te zeggen.
‘Señor y señora Andrès y Paola Valentes?’
‘Ja, dat zijn wij.’
‘Hartelijk welkom in ons hotel. Onze opdrachtgever is zo vrij geweest de suite bovenin voor u te reserveren. Mooie ruimte, geweldig uitzicht. Mocht die u niet bevallen dan hebben we nog een andere suite voor u.’
‘O, dank u wel! Wat fijn! Wat? Een.. een suite, zei u?’ hakkelde Andrès,’ Het is nogal een verrassing voor ons. Ik bedoel, zoals u ziet hebben geen of nauwelijks bagage. Vanochtend hadden we er helemaal niet op gerekend in Sevilla te overnachten!’
‘Zo is dat ook aan ons doorgegeven, señor. Vanzelfsprekend is alles geregeld, señor. U zult alles vinden wat u nodig heeft. Als er toch nog wat ontbreekt geeft u maar een seintje. Er werd ons gezegd dat u allebei een lange dag achter de rug heeft en dat u hard gewerkt hebt. Nu zijn wij aan de beurt. Nu kunt u bij ons ontspannen.’
‘Er is nog iets,’ zei Paola, ‘We reizen morgenochtend terug.’
‘Si, si. .. en ook vroeg. Ik weet het. U wordt om zeven uur opgehaald. Wilt u ontbijt op de kamer? Om half zeven? Of misschien kwart over zes? Dan kunt u nog wakker worden met ontbijt op bed, en u dan opfrissen. Inpakken hoeft u niet omdat u haast niets bij u hebt. Is dat goed? Wilt u dat we uw kleren even opfrissen? Legt u ze dan op een stapeltje buiten de kamerdeur. We hebben heerlijke badjassen of kimono’s. Belt u maar met de roomservice. Wij zorgen dan dat de volgende ochtend alles gewassen en gestreken is.’
‘…Eh ja, geweldig, ongelooflijk eigenlijk! En zullen we nu ook alvast uitchecken omdat het morgen zo vroeg is?’
‘Alvast wát, señor?’
‘Uitchecken..’
‘Ah, señor, señor, u bedoelt toch niet een rekening? Dat is helemaal niet nodig, McIntyre heeft alles al geregeld. Als u bij ons nog een maaltijd wilt gebruiken of iets bestellen wilt, of wat dan ook nodig hebt, doet u gerust. Onze keuken is tot middernacht geopend. Maar onze roomservice is inventief en kan later nog van alles voor u tevoorschijn toveren. En wist u dat ons hotel ook over Romeinse thermen beschikt? U hoeft maar een seintje te geven en wij reserveren voor u.’
‘Romeinse thermen?’
‘Nu ja, gebouwd in stijl van Romeinse thermen. Maar we bevinden ons hier op zo’n oude plek, dat het zomaar kan zijn dat hier ooit thermen van de oude Romeinen zijn geweest. Dat heb je in dit stadsdeel. De gebouwen staan op fundamenten van heel andere gebouwen, waardoor alles hier gelaagd is. Het maakt dat de muren hier verhalen bergen, van vreugde, van verdriet, met beloften naar toekomst naast pijn uit het verleden. Neemt u mij niet kwalijk dat ik hier zo over uitweid! Ik ben nog altijd enthousiast over de plek waar ik werk. Op de kamers vindt u documentatie over ons hotel en waar u zich bevindt. Ik neem aan dat de naam van het hotel u al in de juiste richting brengt?’
‘U bedoelt: Het hotel van de huizen van de joodse wijk?’
‘Zo is het. Wij eren de geschiedenis van onze stad en haar bewoners. En u ook, door uw bezoek. Ik roep nu de piccolo die u naar de kamer zal brengen. Geef hem geen fooi alstublieft. Wij betalen onze mensen hier goed en fatsoenlijk.’
‘Dank u voor alle goede zorgen. Eén vraag nog. Kunnen wij morgen een pakje afgeven voor iemand?’
‘Ook daar weet ik van, señor. Morgenochtend wordt dat zorgvuldig geregeld. Geniet u allebei van het verblijf bij ons! Goedenavond!’
De piccolo liep voor ze uit. Ze gingen de trap op en nog één. Ze kwamen in de vertrekken die voor hun in gereedheid waren gebracht. Die waren schitterend. Maar Paola en Andrès waren tezeer vervuld met alle indrukken die de ontmoetingen teweeg hadden gebracht om veel van hun omgeving op te merken. Ze zegen neer in twee leunstoelen voor een groot open raam. Op een tafeltje stond een karaf met ijswater en twee glazen. Ze schonken zich in. Voor het eerst sinds uren waren ze alleen.
‘Pfff!’ zei Paola, ‘Wat een dag! Een vierentwintiguurs dienst in het ziekenhuis is hier niets bij vergeleken.’
‘Ik ga even op bed liggen.’ zei Andrès.
‘Ik ook.’
Even later:
‘Andrès?’
Geen antwoord. Hij was ingeslapen.
Paola schopte haar schoenen uit en volgde zijn voorbeeld.
Vanaf de straat gedempt de geluiden. Het licht werd mild en donkergoud avondlicht. De stad maakte zich op voor de midzomernacht.
Het blauwe pakket lag ongeopend op de tafel bij het raam.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
EINDE DEEL TWEE
DEEL DRIE DE NAAM VAN HET LAND



