JOHN EN SHEILA waren de stad in gelopen. Zoals ze gewend waren deden ze alles te voet. Vandaag vooral op gevoel. Daardoor kwamen ze veel moois tegen maar misten ook veel. Zo slenterden ze langs een groot Moors paleis. Later kwamen ze erachter dat dat het beroemde Real Alcazar was geweest. Toen ze het warm kregen vonden ze koelte, ergens in een grote kathedraal. Die bleek later dé kathedraal van Sevilla te zijn.
Vol van alle gebeurtenissen waren ze buiten machte om alle architectonische wonderen van de stad op te nemen, iets wat ze anders graag deden. De gebouwen flirtten vergeefs met ze. John en Sheila waren nog onder de indruk van vanochtend en daar bleef het bij. Geen ruimte voor historie, couleur locale, achtergronden, of zelfs maar verwondering over waar ze waren.
Kortom: al lopend hielden ze siësta.
Zo dwaalden ze, dromerig in de middaghitte, onder bomen van brede avenues. Ze dartelden achteloos langs wereldwonderen die naar ze lonkten, zigzagden naar schaduwzijden van nauwe straatjes, vlinderden boetiekjes in en uit, en dronken soezerig wat ze aangeboden kregen op terrassen. Toen het zonlicht goud van kleur werd zette een gezamenlijk katteninstinct ze op koers terug naar de rivier. De brug die ze namen was één brug noordelijker dan waar ze afgezet waren. Ze hadden het niet door. Eenmaal aan de overkant bleken ze plotseling vlakbij het opgegeven adres te zijn. Ze waren er zomaar heen geslaapwandeld. En ze werden wakker.
Hun siësta voorbij. Welkom in Sevilla.
Ze stonden voor een hoekhuis. De voorkant keek uit op de Guadalquivir. Aan de zijkant van het huis liep een smalle steeg de wijk Triana in. Het gebouw was goudgeel en oranje gepleisterd. De kleuren waren verbleekt. Het huis was onopvallend. Op de voordeur hing een verweerd houten bordje aan een spijker. Daarop stond in lichtblauwe letters Tablao Fuentes geschreven. Dit was de afgesproken plek.
De deur stond op een kier. Ze gingen naar binnen en zetten daarmee een zoemer in werking. Ze betraden een schemerdonkere gang. Vanaf de andere kant liep een gezette man van in de zestig hen tegemoet, met plat achterover gekamd brilliantine-haar en een donkerrood voorschoot over pantalon en overhemd. Hij begroette ze in Engels met een sterk accent en doorspekt met Spaanse woorden.
‘Señora, señor, hartelijk benvenido! U bent zeker dona Zjila y don Juan? De anderen zijn ook net gearriveerd. Ik ga u voor. Atenciòn voor het afstapje!’
Het afstapje bleek acht flinke traptreden naar beneden te zijn die naar een tweede deur leidden. De man opende die en ze traden een souterrain binnen. Daar was het heerlijk koel. In de verte hoorden ze vaag vertrouwde stemmen. Anthony’s vlekkeloze wereld-Engels, Francesca’s levendige stem met haar Italiaanse accent. Ze hoorden Paola en Andrès om iets lachen. Ze werden door een volgende, dubbele houten deur geleid en kwamen uit in een grote zaal. Ze bleven even in de deuropening staan om het tafereel in zich op te nemen.
De man was het effect op toeschouwers klaarblijkelijk gewend. Hij glimlachte naar ze. ’Kijkt u rustig rond!’
’Indrukwekkend!’ zei John.
‘Dank u! Ik zie u straks weer. Ik heb nog wat voorbereidingen. Nogmaals hartelijk welkom.’
Met deze woorden nam hij afscheid, liep met energieke passen de grote zaal door en verdween ergens door dubbele klapdeuren.
Ze keken rond. De zaal bood gemakkelijk plaats aan honderd of misschien wel tweehonderd mensen. In de verte - het was echt flink ver weg- zagen ze Anthony, Francesca, Paola en Andrès met elkaar staan praten.
De ruimte had een donkere, glanzende parketvloer, witgepleisterde muren en hoog bovenin halfronde ramen naar alle kanten. Langs de zijmuren leidden een aantal wenteltrappen naar een balkonetage met messing balustrades rondom. Ze waren onder dit balkon binnengekomen dat de zaal in volle lengte en breedte omarmde, waardoor die aan alle kanten sierlijke arcaden had. Recht tegenover hen was het podium. In tegenstelling tot al het glanzend gelakte, gewreven en gepoetste houtwerk en messing in de zaal was de houten podiumvloer ruw, kaal en gebutst. Enkele meters van het podium vandaan stond in de lengte een imposante tafel gedekt, met palissander stoelen, wit linnen, zilveren kandelaren, aardewerk borden, ladingen bestek en getint glaswerk. Op het podium zelf stonden drie eenvoudige keukenstoelen. Aan de zijkanten in de zaal stonden andere tafels en gestapelde stoelen bijeen. Zo te zien waren ze voor de gelegenheid opzij geschoven. Aan het hoge plafond hingen aan kettingen en staven rijen messing kroonluchters met kristalglazen ornamenten. De lampen waren gedoofd. Door de halfronde bovenlichten scheen goudachtig het daglicht naar binnen, met een toverachtig en enigszins weemoedig patina, waardoor de zaal alle nuances tussen licht, vlekjes van zonlicht, schaduw en schemerdonker vertoonde. Langs het toneel stond een aantal stellages met schijnwerpers. Ook deze waren gedoofd.
Francesca had hen al ontdekt. Ze liep hun tegemoet in haar witte jurk, met een helderrode zijden shawl om de schouders en haar haren opgestoken. Ze zag er chic uit.
‘Buona sera! Daar zijn jullie!’ riep ze uit en kuste hen hartelijk.
‘Wat zie je er prachtig uit!’ zeiden John en Sheila precies tegelijkertijd en moesten er meteen om lachen.’
‘Oh, dank jullie wel! Hebben jullie een fijne middag gehad?’
’Ja, en vooral loom.’ zei Sheila, ‘Een beetje als in een droom. We slenterden rond in de warmte. Francesca, in wat voor imposante gelegenheid zijn we hier beland? Vanaf de straat zag het er zo gewoontjes uit. Maar binnen is indrukwekkend!’
‘Jullie zullen het gauw meemaken! Een tablao is een lokaal waar de flamenco gedanst wordt. Wij zijn vanmiddag het publiek. Er wordt speciaal voor ons gedanst. We hebben hier ook de maaltijd. In welke volgorde weet ik niet.’
‘Wie is de meneer die ons zojuist begroette?’ vroeg John.
‘Zijn achternaam weet ik niet. In ieder geval niet Fuentes. Zo heette de plek al tientallen jaren voor hij hier kwam. Hij wordt Don Arturo genoemd. Hij schijnt vroeger een bekende flamenco artiest te zijn geweest die het nu rustiger aan doet. Hij heeft van deze plek een tablao gemaakt. Ik weet dit omdat Jorge mij het vertelde. Die was heel enthousiast over hem. Hij zei dat Arturo goede artiesten laat optreden en dat zijn keuken traditioneel, maar voortreffelijk is. We gaan het zien!’
Ondertussen was een jongeman rondgegaan om bestellingen voor drankjes op te nemen. Aan tafel zat Anthony. Hij leek een beetje in zichzelf gekeerd, tot don Arturo binnenkwam, naar hem toeliep en kort met hem sprak. Sheila zag hoe Anthony’s gezicht onmiddellijk opklaarde. Meteen nam hij de leiding. Zijn natuurlijke talent daarvoor maakte dat hij niets speciaals hoefde te doen.
‘Heeft iedereen wat te drinken? vroeg hij enkel en had ieders aandacht, ‘Mooi. Ga maar gauw zitten. Ze willen beginnen!’
Door de dubbele deuren kwam een aantal kelners binnen, voorzien van dezelfde donkerrode voorschoten als don Arturo. Verschillende tapas werden in hoog tempo op tafel gezet. Mandjes met brood verschenen, overal karaffen met Andalusische jerez, en grote kannen ijskoud water.
Don Arturo inspecteerde het geheel vanaf de zijkant als een generaal de opstelling van het leger. Hij knikte tevreden en verdween met grote passen door de grote entreedeuren. Na enige tijd keerde hij terug in het gezelschap van twee mannen en een jonge vrouw. De mannen waren gewoon en onopvallend gekleed. Één van hen had een gitaar bij zich.
De vrouw was overduidelijk de bailadora, de flamencodanseres,. Ze droeg de traditionele kleding: de bata de cola met het strakke lijfje, de rug diep uitgesneden om iedere wending in haar houding tot uitdrukking te laten komen. Lange wijde rokken met stroken in meerdere lagen. En haar mantón, de omslagdoek, losjes gedrapeerd om de linkerschouder en vastgehouden met haar rechterhand.
Nog voor ze één pas gedanst had hing al iets om haar heen als van een koningin. Ze had volop wat je bij podiumartiesten de présence noemt, de kunst om intensief aanwezig en in contact te zijn met het publiek, en tegelijk bij jezelf te blijven, waardoor je een magneet voor aandacht wordt, of het nu om muziek, dans, theater of voordrachtskunst gaat. Ze liep als laatste de zaal binnen achter Don Arturo en de twee mannen aan, die allemaal een hoofd groter waren dan zij. Maar iedereen voelde de kracht van haar aanwezigheid terwijl ze onderweg was naar het podium. Haar zwarte haren droeg ze traditioneel strak naar achteren, in een gedraaide en gevlochten knot. In haar linkerhand hield zij de waaier. Haar voeten waren in zwarte pumps met de stevige blokhakken van de flamencodans..
Voor het podium werd een tafeltje voor ze neergezet met drie stoelen. Een karaf water en glazen werd voor ze gebracht. Het drietal nam plaats. De uitstraling van de jonge vrouw dimde ineens alsof ze een schakelaar omzette. Ze kregen tapas aangeboden maar sloegen die met duidelijke handgebaren, vergezeld van een vriendelijke glimlach af. Eén van de mannen gaf een knikje naar Don Arturo. Deze hief beide armen boven zijn hoofd waarmee hij even de vroegere flamencoartiest verraadde die hij zelf geweest was. Hij gaf met zijn handen een klein maar expressief klapje, waardoor het meteen stil werd.
‘Geëerde gasten’, zei hij, ‘ik mag jullie deze drie bijzondere artistas voorstellen, die voor jullie gaan optreden. Ik heb natuurlijk vooraf met jullie Jorge gepraat. Wij kennen elkaar al lang. Maar dat is een ander historia voor een andere keer. Ik heb onze artistas al verteld waar jullie vandaan komen en dat jullie net over de eh… frontera, de grens iets bijzonders aan het doen zijn, met jullie festival. Dat vonden ze erg interessant. Ik mocht van hen niet teveel over henzelf zeggen en ze vooral niet teveel aanprijzen. Dat is jammer, want dat doe ik meestal graag. Maar vooruit maar: ik ben nu gehoorzaam. Ik zeg dus niets! Helemaal nada!’
De warme blik die hij op ze wierp sprak intussen boekdelen.
‘Maar ik doe natuurlijk wel wat anunciar. Let op! Het gaat vanmiddag zo. Eerst speelt Miguel solo gitaar. Daarna doen Miguel en Joaquin samen de escobilla. Dat is de percussie met de voeten. Ondertussen kan onze Rocio nog heel even bijkomen. Want een uur geleden nog danste ze op een andere locatie in de middaghitte. En wij zijn zuinig op haar. Verder hebben we een menu samengesteld waarvan we hopen dat jullie het allemaal lekker zullen vinden. Ik weet niet of je dit op z’n Engels lunch of dinner of supper zou moeten noemen omdat we qua tijd overal tussenin zitten. Maar dat zijn we wel gewend met al onze buitenlandse gasten. We serveren de eerste twee gangen na de escobilla. Alle overige gangen na de baila, de dans. Door Rocio.
Oh, wacht even! Ik zie dat zojuist onze twee jongste invitados de honor gearriveerd zijn, met hun prachtig klinkende namen! Die lijken wel uit een fábula misteriosa afkomstig te zijn. Ik hoef niet eens op de gastenlijst te kijken. Ik heb hun namen meteen onthouden. El Vengas y la Lytara!’
Inderdaad was het tweetal zojuist binnengekomen door de dubbele deuren. Ze keken nieuwsgierig om zich heen en wilden stilletjes aan tafel gaan zitten. Maar Sheila kwam hen tegemoet en knuffelde ze, net als John. En daarna kwamen alle anderen, totdat ze uiteindelijk verhit en van alle kanten bezoend hun plek aan tafel vonden.
Ook Don Arturo had ze glimlachend en ietwat vertederd de hand geschud.
‘Nu we voltallig zijn’ hernam hij, ‘heb ik de eer jullie met trots aan te kondigen: Joaquin Duarte, bekend om zijn heldere stem en zijn prachtige hartverscheurende jammerklachten, de quejíos, zonder welke geen flamencodans kan bestaan. En Miguel Hernández, die de gitaar zò natuurlijk weet te bespelen dat je zou kunnen denken dat het niet moeilijk is om het te leren. Het tegendeel is natuurlijk waar. Hij is een virtuoos. En dan Rocio Nurtega. Zij heeft mij verboden ook maar het minste over haar te zeggen wat haar misschien zou kunnen aanprijzen! Dus dat doe ik niet, Rocio! Maar onder protest en met veel pijn in mijn hart. Ik vertrouw maar op de pers, alle recensies en de artiestenbureaus.
Hier zijn ze dus voor vanmiddag. Jullie drie artistas!’
Hij maakte een royaal gebaar naar het drietal, gaf een dikke knipoog naar de danseres die daarop even met haar waaier wapperde. Hij liep naar één van de tafeltjes die een eind weg aan de zijkant van de zaal stonden, pakte een stoel, ging zitten en veegde met een witte zakdoek langs zijn gezicht. De gasten applaudisseerden.
Toen het stil werd begon de gitarist te spelen. Tijdloos, zinderend, dan weer kabbelend, verstild, pijnlijk, vol blijheid. Een scala van emoties, woordeloos in de wereld van klanken. Hij had een dankbaar publiek voor zich op deze middag. Deze mensen, zelf zo kunstzinnig en muzikaal, vonden in zijn gepassioneerd spel ook een uitlaatklep voor alle gevoelens die de gebeurtenissen van de afgelopen vierentwintig uur bij ze hadden opgeroepen.
Daarna bestegen de beide mannen de tablao, het houten podium en begonnen aan de escobilla. Met niets dan hun handen en voeten riepen zij met geroffel, gestamp en geklap een geladen wereld van percussie en ritme tot leven waar niemand bij stil kon blijven zitten. Behalve dan Lytara die roerloos en met open mond van verwondering de uitbarsting van klankexpressie in zich opnam, zolang ze bezig waren, en daarna des te harder voor ze klapte.
Waarschijnlijk krijgt ze nieuwe inspiraties voor haar eigen klankworkshop, dacht Sheila, die vanaf haar zitplaats zowel de betoverde jonge vrouw als de twee uitvoerenden goed kon zien.
Toen de magie van de escobilla voorbij was keerden de mannen meteen terug tot de gewone wereld. Met lachjes en gegrinnik daalden zij van het podium af. Ze namen losjes het applaus en bravogeroep van hun gasten in ontvangst en gingen weer bij de danseres aan het tafeltje zitten.
‘En nu wat eten!’ riep Joaquin met een prachtig zwaar accent.
Er werden vrij snel achter elkaar een aantal heerlijke voorgerechten opgediend. Er ontstonden levendige gesprekken. Vengas liep naar Miguel, de gitarist toe. Ze raakten al snel in een opgewonden muzikale conversatie. Miguel demonstreerde hem op de gitaar verschillende grepen en klanken en gaf zijn instrument zelfs even aan Vengas, die eerbiedig een paar klanken eraan ontlokte Ondertussen had Lytara contact met Rocio, de danseres gelegd, die goed Engels bleek te spreken. Zo te zien konden ze het goed met elkaar vinden. Miguel nam de gitaar weer over van Vengas. Hij speelde zachtjes. Maar het trok toch aandacht. Geleidelijk werd iedereen stiller.
Anthony stond op en tikte met een dessertlepeltje aan zijn wijnglas. De gitarist keek op naar hem en sloeg een kleurrijk en temperamentvol slotakkoord aan dat letterlijk inspeelde op het getinkel van Anthony's wijnglas. Alle ogen waren nu op de jonge man gericht.
Anthony verstond zoals altijd weer de kunst er met niets dan zijn donkere pantalon en lichte shirt met korte mouwen geweldig uit te zien.
Francesca zat naast hem. Ze had zich naar hem toe gedraaid en keek met haar donkere ogen in het gezicht van haar man. Ze was er nog steeds alert op hoe het met hem ging. Anthony leek minder bleek dan anders, dacht ze, doorgloeid door iets wat ze niet kon plaatsen. Even dacht ze aan koorts. Maar hij zag er niet ziekelijk of verhit uit.
Ik hoef me geloof ik niet druk te maken, concludeerde ze, hij heeft het naar zijn zin. En hij oogt op de een of andere manier opgelucht. Misschien komt het allemaal wel goed.
Ze sloeg haar benen over elkaar, en leunde achterover.
‘Tja, eh….’ begon haar man aarzelend, ‘ik probeer na deze geweldige muziek iets van een tafelrede te houden. Daarin zeg je dan meestal dingen die iedereen allang weet. Dus hoe mooi dat was, en dat we hier nu zijn, hier zitten. Waar we eigenlijk zijn. En hoe dat zo gekomen is. O ja, en hoe fijn het is. Dus dat is mijn plan. En dat maakt mijn toespraak natuurlijk meteen oersaai. Door alles van te voren tegen jullie te zeggen. Lieve vrienden. De waarheid is dat ik eigenlijk helemaal niet weet wat ik ga zeggen maar jullie toch graag wil toespreken…’
’Je doet het goed hoor, Anthony!’ moedigde Sheila vanaf haar plaats.
‘Ja, prima, dit gaat vast een geweldige tafelrede worden!’ voegde John eraan toe.
‘En John kan dat weten!’ riep Sheila plagerig, ‘Want ik heb er al heel veel van hem gehoord. En geloof me, Anthony! Mijn man heeft echt nooit enig idee waar hij het over gaat hebben. Vaak ook niet na afloop trouwens. Ik moet hem regelmatig vertellen wat hij zelf gezegd heeft. En dan is hij daar soms aangenaam verrast over.’
‘Hé!’ protesteerde John, ‘Geen intieme huwelijksgeheimen hier aan tafel! Sheila, denk alsjeblieft een beetje om mijn toch al wankele reputatie!’
‘Niks van aantrekken, Tonio!’ intervenieerde Francesca, ‘het was gewoon een beetje spannend voor ons vandaag en daarom doen we denk ik nu wat lacherig. ’
‘Niet lacherig,’ corrigeerde Andrès, ‘Ronduit baldadig. Dus steek maar snel verder af, jouw briljante tafelrede. Als je er tenminste tegen kan dat we je af en toe pesten. We houden ook van je.’
Iedereen moest lachen. Daarmee was het ijs voor Anthony gebroken.
‘Nou ja,’ vervolgde hij, ‘ik weet natuurlijk dat ik in zekere zin de oorzaak ervan ben dat wij hier nu allemaal zitten….’
‘In zekere zin?’ Francesca proestte het ineens uit van het lachen, ‘Puur toevallig misschien, Tonio? Je kon het echt niet helpen, hè schatje van me?’
Hij glimlachte naar haar, maar antwoordde ernstig.
‘Nee, Cesca’ zei hij, ‘ik kon het inderdaad niet helpen. Nog net dat we hier zitten. Want dat was mijn idee. Maar niet hoe we hier vandaag naar Sevilla kwamen. Want dat had vierentwintig uur geleden niemand kunnen verzinnen! De reden daarvoor is verheugend maar ook ernstig. Technisch gesproken ben ik een patiënt die hulp nodig heeft. Maar luister. Voor mij is het echt bijzonder dit te mogen delen in jullie kring van mensen, die me zo welgezind zijn. En ook nog eens zó divers en zó getalenteerd en zó hartelijk.. en ook…… ‘ hij slikte even en vermeed net iets te opzettelijk Francesca aan te kijken, ‘zo sterk en lief zijn. Eh.. waar was ik? Maakt niet uit. Ik voel jullie goede wil, jullie talenten die jullie hebben ingezet, en jullie liefde.
En nu ik toch bezig ben met complimenteren: de artiesten van vanmiddag zijn ook bedoeld, en Don Arturo met zijn toegewijde kelners. En de keuken. Geef het door aan ze. En de bordenwassers en schoonmakers. Don Arturo., beloof je het me?’
‘En de dakdekkers, Anthony! En de schilders van strepen op het wegdek!' riep Andrès luid vanaf zijn plaats, ‘Je mag die dan ook niet vergeten! En de parkeerwachten!’
‘Je bent een pestkop.’ antwoordde de tafelredenaar, ‘Je hebt natuurlijk gelijk. Maar hou nu alsjeblieft je mond!’
Andrès keek diep tevreden.
‘Zo, hernam Anthony, ‘de dank is geuit. Het moest gezegd zijn. Ik ga dadelijk verder. Maar eerst moet hierop gedronken worden! Op..op jullie allemaal dus.’
De kelners hadden het geheel gevolgd. Ze waren geroutineerd als het op tafelredes met proostrondes aankwam. Ze kwamen ogenblikkelijk in actie met dienbladen vol nieuwe glazen, gevuld met fonkelende donkerrode wijn. Als een wervelwind deelden ze rond. Iedereen stond op en tikte proostend elkaars glazen aan. Over de tafel heen of naar elkaar toe lopend als de afstand te groot werd voor uitgestrekte armen. Na enige tijd keerden de ogen en de aandacht weer naar Anthony.
‘Nu kom ik op mijn tweede onderwerp. En dat is: dat wij nu hier zijn.’
‘Wow, Tonio, echt een messcherpe observatie van je, schatje,’ riep Francesca met schitterogen, ‘Oh sorry, ik plaag je weer.’
‘Dank je wel, liefste! Plaag maar. Maar toch is dat bijzonder. Want we komen van een festival dat op dit moment in volle gang is en waaraan wij hard gewerkt hebben. En nu zijn wij er tussenuit geknepen. Omdat het festival zelfdragend is kan dat. Alles blijft overeind. Natuurlijk omdat andere mensen daar op dit moment bezig zijn. Maar jullie kennen me wel een beetje. Dit is echt bijzonder voor me. Ik wist wel dat het kon. Maar ik heb het nooit eerder gedaan. Er tussen uit piepen. En nu wel. Control-freak en how to let go.’
Hij veegde even langs zijn voorhoofd.
‘Maar dit was alweer niet wat ik jullie wilde zeggen. Ik wilde het er toch over hebben dat wij hier zijn? Nu heb ik het tegenovergestelde gedaan. Ik heb gezegd dat wij niet daar zijn. Eh… ik zie jullie ondertussen steeds glaziger kijken. Ben ik eigenlijk nog wel te volgen?’
‘Anthony, please keep going!’ zei John opgewekt maar ook met een pesterig ondertoontje, ‘Tafelredes moeten het daar toch juist van hebben? Dat je een simpele kwestie neemt en die vervolgens duister en ingewikkeld maakt. En daarbij zó opgewekt naar iedereen kijkt, dat je als toehoorder denkt: ben ik nou de enige sufferd die er niets meer van snapt?’
‘Dank je wel John’ zei Anthony, ‘Je bent mijn grote hulp, ook als je me nu weer ontzettend in de maling neemt. Echt jammer dat jij geen workshop tafelredes op het festival aangeboden hebt. Maar wat niet is kan nog komen, hè? Ik wil nog iemand anders noemen. Maar ik doe dat dan simpel. Zodat zelfs jij, John, het begrijpt!’
Gegiechel en gegrinnik, als van een schoolklas met pubers.
‘Nu ernstig. Ik weet wel dat, ondanks al jullie geplaag, er nog best wat is overgekomen.’
Er werd instemmend geknikt.
‘Bij vandaag hoort nóg een belangrijk persoon. Ze is niet hier. Ook niet op het festival. Ze is ontzettend betrokken en ik hou van haar. Mijn moeder, Denise Machintaõ. Mam, jij hoort erbij vandaag! Ook al zit je in Brazilië.
En daarmee kom ik waar het vanmiddag echt om gaat. Er was een aanleiding en we zijn nu dus hier. Maar als we nou toch hier zijn, kunnen we er toch net zo goed een feest van maken? Dat geldt voor nu, en voor vanavond en vannacht, de midzomernacht Dus geniet ervan en blijf in deze mooie stad, zolang en hoe je maar wilt. McIntyre zou Mcintyre niet zijn als niet elke logistieke kwestie oplosbaar is.
En tot slot nog eens jullie hier. Dat hoort bij tafelredes. Dat je je gasten eert.
Jou John, die onbevangen vragen durft te stellen. Kijk eens wat dat teweeg brengt. Jou, Sheila, met je wijsheid die het vangnet biedt voor iedereen die vragen heeft, je man incluis. Jou, mijn lieve Francesca, dat je er bent, dat we samen zijn en hier samen doorheen gaan, met je vurigheid, je trouw, je vechtlust en je vakkennis, ingezet voor jouw grote liefde voor me. Jou Paola, en jou, Andrès, voor jullie vindingrijkheid en toewijding om vanochtend in no-time Dr Agnes op te sporen, toen deze malle John hier samen met mijn geniale moeder hadden bekokstoofd dat die gevonden moest worden. Ook jou,’ Anthony slikte even en zijn ogen werden vochtig, ‘mijn sterke, engelachtige papa Rory die ik mis maar die nog altijd voor ons zorgt, over bekokstoofd gesproken. En jullie, stralende Vengas en Lytara. Omdat jullie zo geïnspireerd en zelf inspirerend zijn, dat jullie hier gewoon bijhoren, als belichaming waar we het voor doen en als hoop voor de toekomst..’
‘Nou, nou..’ mompelde Vengas verlegen, om een beetje te verhullen hoe prachtig hij de woorden van de door hem zo bewonderde man vond.
‘Eh… gewoon maar even aannemen, kid.’ zei Anthony, ‘Niet zeuren en niet tegenstribbelen. We hebben allemaal mensen nodig die in ons geloven. Jullie ook. Hier heb je het Jullie weten allebei dat ik het meen en dat het geen onzin is. Bovendien zit jouw halve familie hier aan tafel, Vengas. En Lytara, you are really part of this party. Je hoort erbij!
Tenslotte jullie, muzikanten en danseres. Omdat het leven vieren muziek en dans betekent. En jullie dat ons willen schenken.
Wat er uit de acties van vandaag komt, weet ik niet. We zien wel. Op dit moment zeg ik jullie: Today I don't care. I love and I care about all of you. I feel your love and your loving care. That's all that matters.
Mijn slotwoord heeft in de loop der eeuwen al heel veel geklonken. Ook hier in Sevilla met haar historie.
L’chaim! Op het leven!’
‘L’chaim!’ riepen ze allemaal.
‘Na dit gepraat’, zei Anthony, ‘is het hoog tijd. Muziek en dans! ¡Por favor!
De glazen werden opnieuw gevuld en geheven. Er werd opnieuw geproost. En daar kwam de flamenco.
En Rocio.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
Rocio
Midzomernachtgasten
Dans met mij



