‘ESTOU FALANDO COM Denise McIntyre?’
McIntyre! Haar Engelse achternaam in de vorm zoals ze die van Rory had gekregen. Ze was al heel lang niet meer zo aangesproken. Wie zou dit zijn? Een vrouwenstem, Portugees met Spaans accent.. wacht eens!
Toen wist Denise het meteen. Toch maar even netjes vragen. In het Spaans, Castellano. Niet te Latijns-Amerikaans. Ik hoop dat ik het nog kan..
‘Ja, spreekt u mee. Belt u misschien uit Spanje? Dan denk ik dat ik wel weet wie u bent.’
Een lachje aan de andere kant.
‘Laat dat “u” maar weg, Denise! Je spreekt met Agnes Cortez Rosario. Drie en dertig jaar geleden heb ik je zoon gehaald. Vandaag was hij op mijn spreekuur, met zijn vrouw en nog een heleboel andere mensen. Het ging om hem. Zijn vrouw is niet in verwachting. Ze zou dat trouwens wel heel graag willen. Ik kan dat altijd zien en durf dat wel tegen je te zeggen. Hoe gaat het?’
‘Dr. Agnes…’
‘Agnes alsjeblieft!’
‘Agnes, mijn zoon is ziek.’
‘Ja, en flink ook. Weet je waarvoor hij bij mij kwam?’
‘Ik denk het wel. Ik had met hem getelefoneerd de vorige dag, of liever: avond. Eh...trouwens, hoe laat is het nu bij jullie?’
‘Vroeg in de middag. Ze zijn net vertrokken. Ik mocht je van hem bellen. Daarom doe ik dat nu. Luister goed, Denise. Ik weet dat jouw Rory al heel lang niet meer leeft, en ik wil je na die lange tijd toch condoleren met het verlies. Ik weet het uit de kranten van toen. Maar je man is ook een engel, weet je dat? Of hij staat met ze in goede verbinding.’
Denise keek even achterom en zag door de geopende slaapkamerdeur Cael op het bed liggen, nog altijd in slaap.
‘Je bedoelt dat met die stamcellen?’
‘Ja, die bedoel ik. Daarmee maakt je zoon nu een goede kans.’
‘Ik durf het haast niet te vragen. Na al die jaren. Zijn ze er dan nog?’
‘Ze zijn er! Ze bevinden zich in Lissabon. Misschien heeft hij ze morgen al. Dat hebben we daarnet geregeld. Anthony zal heel snel weer contact met je opnemen maar hij vond fijn als wij samen belden. Ik verheug me ook enorm om jouw stem weer eens te horen. Ik herken die direct. Je Spaans is nog net zo mooi als altijd en je Portugese accent is.., hoe moet ik het zeggen ? Dieper geworden, een ondertoon,. een timbre. Ik weet niet goed hoe ik dat moet zeggen.’
‘Braziliaans geworden, misschien? De kleur van dit enorme land?’
‘Oh. Ja, dat zou kunnen. Woon je daar al lang?
‘Ja, alweer heel wat jaren.’
‘Zeg me, Denise, en ben je gelukkig?’
Denise dacht even na.
‘Ja,’ zei ze toen, ‘ik doe er zinvol werk en dat maakt me gelukkig.’
‘En heb jij een man? Mag ik dat vragen trouwens?’
‘Jij mag me alles vragen. Jij hebt mijn kind gehaald. Ja, ik heb een man. Een lover.’
‘Is hij goed voor je?’
‘Ja, hij is heel goed voor me, alleen….’
Weer haar blik door de geopende slaapkamerdeur.
‘Oh, hij is dus niet je man maar wel je lover?’
‘Ja en nee. Ik weet het niet. Maar het is goed zo. Ik kan niet meer tegen alleen weduwe zijn. Ik ben dat lang geweest en ben het natuurlijk nog steeds. Maar ik heb nu ook deze man. Het is goed samen maar….’
‘Zeg het maar, liefje.’
De vroedvrouw was helemaal alert.
‘Maar mijn leven verandert niet door hem. Met Rory was dat wel zo. Daar veranderde alles. En toch kon ik helemaal mijzelf zijn.’
‘Je houdt nog steeds van Rory, is het wel?’
‘Ja, ik..’, ze slikte even, ‘..ik hou nog steeds van hem. Maar deze man is sterk en lief.’
‘Dat is goed. Laat je maar door hem beminnen. Wat doe je voor werk?’
‘Dat is een lang verhaal. Laat ik zeggen: iets heel humanitairs en het heeft met kunst en educatie te maken.’
‘Je bent toch maar een interessant en mooi mens, Denise. Zie je, en ik ben een simpele arts en vroedvrouw. Maar door mijn vak kom ik met veel bijzondere mensen in aanraking. En daar ben ik dankbaar voor.’
‘Agnes, mag ik vragen, heb jij een partner?’
‘Wel gehad! Verschillende. Maar ik ben geloof ik toch meer met mijn werk getrouwd. Wat lief dat je ernaar vraagt. Ik ben er niet meer zo mee bezig. Tenminste nu niet. Denise, nog éen ding. Luister goed alsjeblieft. Ik wil iets zeggen maar wilde dat niet tegen hemzelf zeggen. Niet tegen Anthony. En zeker niet waar al die mensen bij waren.’
Denise voelde zich ongerust worden.
‘Agnes, het komt toch wel goed?’
‘Het is niet iets medisch. De stamcellen zullen hun werk wel doen. Ik ben zo blij dat we ze gevonden hebben. Een of ander engeltje is hard bezig geweest. Maar het gaat nu even over wat anders dan een receptje schrijven of een ingreep plannen. Hoe zal ik het zeggen? Ik wil me nergens mee bemoeien. Neem het maar voor wat het is. Ik vind dit iets om naar jou, als zijn moeder uit te spreken. Je zoon heeft het zo prachtig gedaan in zijn leven en al zoveel bereikt. En toch, toen ik hem in mijn spreekkamer zo zag zitten met al die lieve mensen om hem heen, kreeg ik het gevoel dat er iets wezenlijks ontbreekt. En dat kan hij niet zomaar krijgen, het is ook niet een kwestie van doen, terwijl hij me juist zo’n enorme doener lijkt, misschien door de genen van zijn vader. Het gaat om iets anders. Iets wat ik zie, maar niet goed in woorden kan krijgen. Het heeft te maken met wie hij echt is. Wil je dit trouwens wel horen, Denise?’
Denise merkte hoe haar hart sneller was begonnen te kloppen. Binnen vier en twintig uur twee indringende telefoongesprekken over haar zoon, de eerste al zo raak, door een haar onbekende man die nu al vertrouwd voor haar aanvoelde. En nu de vroedvrouw van weleer aan de telefoon, ontzettend openhartig en zoekend naar woorden. Denise realiseerde dat ze een heilig respect voor deze vrouw had.
‘Ja Agnes,’ zei ze. Ze voelde zich op een irrationele manier rustig worden, ‘Ik wil dit heel graag horen. Ga verder.’
‘Eh…. dit is misschien mijn vroedvrouweninstinct dat voelt als de bevalling eraan komt en vaak ook al ongeveer hoe die gaat verlopen. Zonder enige garantie want er zijn ook altijd de missers en verkeerde inschattingen, die je scherp houden en behoeden voor elke zelfingenomenheid. Ik praat meestal niet over dit soort dingen maar ik ben vaak wel goed voorbereid. Nu heb ik datzelfde gevoel. Het voelt als voor een bevalling. Ik denk dat die ziekte ermee te maken heeft. Maar je moet niet denken dat ik dit precies snap. Dat met die stamcellen uit de navelstreng vind ik wel erg symbolisch. Vind je dat ik nu vaag en zweverig aan het worden ben?’
‘Integendeel. Ik geloof dat je nu juist heel concreet aan het worden bent.’
‘Dank je. Nou, als een bevalling dus. En dus ook een geboorte. Maar wat voor één weet ik niet. Natuurlijk zijn vrouwen daarbij belangrijk. Bij hem zeker weten. De vrouwen zijn voor hem vooral Francesca en jij.’
‘Moet ik iets doen, denk je?’
‘Nee, uiterlijk niets doen! Nu niet. Maar wel doen wat vrouwen kunnen: dragen, verdragen, leven, meeleven, en wakker zijn. Als het een geboorte is, dan blijkt er naderhand iets radicaal veranderd. Ik denk dat jouw zoon eigenlijk heel sterk is, maar dat dat er nog niet echt uit is gekomen. Niet helemaal. En dan heb je als man sterke vrouwen om je heen nodig.’
‘En wat denk je, Agnes? Is Francesca sterk genoeg?’
‘Ik heb haar maar even gezien. Het antwoord is natuurlijk ja! Maar er is iets. Er broeit wat. Ik kan het niet goed verwoorden. Laat ik positief zijn, er is iets in hun man-en-vrouw-zijn dat zelf nog toekomstig is. Het kan zijn dat hun kind gaat komen. Maar eerlijk gezegd denk ik dat het iets anders is en dat het door de genezing op gang komt. En dat er voor haar ook een grote ontwikkeling komt. Ik vind haar een bijzondere vrouw. Dat is iedereen natuurlijk, maar zowel zij als hij … Ze zijn prachtig samen. Hoe wordt hun leven straks? Ik vind het zo lastig! Het is allemaal van die ontzettend vage intuïtie waarmee ik niemand wil lastigvallen. Misschien had ik dit niet moeten delen..’
‘Juist wel!’ zei Denise, ‘Misschien zijn de contouren nog vaag. Maar dat komt gewoon omdat jij in de toekomst aan het kijken bent. Die is altijd nevelig. Ik denk niet dat er ook maar iets vaag is aan waar jij naar kijkt, al laat het zich lastig verwoorden. Helemaal jouw terrein zou ik zeggen. Geboorten. Één en al toekomst. Het gaat ook om reële gebeurtenissen of ontwikkelingen die je bijna ruikt maar er nog niet zijn.’
‘Is dit wat je je studenten leert?’
‘Onder andere. Om ze vertrouwen te geven voor de dingen die komen. Vertrouwen en ook moed. Dat we een reële verhouding tot de toekomst hebben, ook als we het allemaal niet weten.’
‘Wat mooi. Dit geeft mij ook moed en vertrouwen. Want ik heb dit soort ingevingen best vaak. Toch kun je er vaak weinig over zeggen. Mensen zouden het niet begrijpen en ze willen van mij vooral steun en zekerheid. Terug naar jouw zoon: ik heb vertrouwen in het medicament maar ik ben ook benieuwd wat er verder zal gebeuren. Anthony heeft overigens beloofd me op de hoogte te houden.’
‘Weet je Agnes? Ik zou het zo geweldig vinden als we elkaar nog eens ontmoeten.’
‘Vind jij dat ook? Wat fijn! Ik ook. Ik heb dat een half uur geleden ook tegen je zoon gezegd. En hij en ik hebben zelfs al achter je rug om een afspraak gemaakt: dat jij en ik elkaar misschien nog eens ontmoeten in dat huis waarin jij hebt gewoond en waar hij ter wereld is gekomen!’
‘Maar dat zou ik geweldig vinden! Het heeft wat voeten in de aarde. Want zoals je weet bel je naar Brazilië. Maar wie weet. Er komt nu zoveel op gang. Wie weet wat er nog heen en weer gebeld wordt en ben ik straks al bezig mijn vliegticket te regelen.’
‘Ja, wie weet? Denise, heb ik mijn vage boodschap overgebracht?’
‘Luid en duidelijk. Van vroedvrouw tot moeder. Ontwikkelingen. En maar weer braaf afwachten, hè? Doorademen, ontsluiten, en niet persen. De pijn zit nu in mijn ziel. Niet in mijn lichaam.’
‘Gelukkig maar. Ja, afwachten. En wakker zijn. Zeg, ik moet het hier nu bij laten. Mijn wachtkamer stroomt alweer vol. Ik vond het fijn je gesproken te hebben.’
‘Ik ook. Dag Agnes!’
‘Dag Denise McIntyre.’
‘..Machintão.’
‘O ja, dat was het. Denise Machintão. Adios!’
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
Siësta
Tablao in Triana



