HET DAGLICHT WAS al een tijdje aan het binnenkruipen, maar had in de winter moeite haar weg te vinden tussen de vitrages en gordijnen door, die zachtjes heen en weer bewogen voor de geopende ramen. Het had weer flink geregend vannacht. De geur van de natte straten hing in het vertrek.
De slaapkamer was een ordeloze, maar gelukkige puinhoop van lakens, kussens, dekbedden, kleren op de grond en glazen van de vorige nacht. Denise zat in haar big shirt op de bedrand en veegde de donkere lange haren uit haar gezicht. Ze was voor haar doen laat wakker geworden.Dat kwam door al die telefoongesprekken van gisteren. De slaap had daardoor, ook toen ze in bed lag, op zich laten wachten. Gelukkig kon je ook andere dingen in bed doen.
Achter zich draaide Cael zich om in zijn slaap. Nog steeds warm van hem en hun nacht samen keek ze over haar schouder naar hem, hoe hij daar lag.
Geen vragen over toekomst stellen. Hij is er, ik ben er, wij zijn er. Dat is wat telt.
Ze streelde met haar ogen innerlijk langs zijn gezicht, waar in de lijnen zoveel pijn afgetekend stond om alles wat hij had meegemaakt, en waarin zoveel tederheid was wanneer hij haar in zijn armen hield en haar beminde. Zijn altijd melancholieke ogen waren gesloten in de slaap, waardoor zijn hele gezicht gesloten leek. De baardstoppels hard van de nacht. Met zijn licht gebogen neus waarin pijn én tederheid op de een of andere manier zo belichaamd werden dat ze samenkwamen zonder dat ze het verder kon duiden. Met zijn armen en handen wijd uitgebreid, zoals een kind slaapt. Met zijn eeuwige witte onderhemd, dat nooit helemáál wit was, en in contrast stond met zijn donkere huid. Er was iets leeftijdloos in deze man, die toch zoveel jonger dan zijzelf was. Hij vertegenwoordigde kracht voor haar, en tederheid en ook veiligheid.
Dat laatste was iets wat je in Sāo Paolo, in de buurt waar zij woonde vanzelf op waarde leerde schatten. Zijzelf was volgens hem als een bloementuin in de stadswildernis, en ze was ook zijn trooster. In haar armen kon hij volop en veilig huilen om het leven zoals dat nu eenmaal was, dat hij niet veranderen kon en ook niet wilde.
Hij was in bijna alle opzichten het tegendeel van haar gestorven man Rory. Maar hij had haar uit haar veel te lang weduwe-in-de-rouw zijn verlost. Telkens gaf ze zich weer over aan Cael's pretentieloze en dankbare passie. Het mooiste aan hem vond ze dat hij er helemaal was wanneer zij naar hem verlangde maar dat hij, die zo krachtig was en zelf bezig met wat hij zijn vergeefse projecten noemde, nooit enige neiging vertoonde over haar te willen heersen. Hij was trouw aan haar met een aanhankelijkheid die haar soms verwonderde, en die ze niet anders kon dan aannemen.
Hij zei dat bij haar zijn voor hem was als in een bergweide vol met sterke geurige bloemen, kuddes grazende geiten en de schaduw van de wijd uitwaaierende olijfbomen. Hij moest dit van haar vaak herhalen. Dan vroeg ze hem of het nog steeds zo voor hem was. ‘Nog steeds?’ vroeg hij meestal verbaasd, ‘Het is zo en dus blijft het zo.’ Dat zei hij haar. En dan moest ze telkens opnieuw met schokken huilen als hij zulke dingen zei. Want nooit had ze hem iets verteld over het landschap van haar kinderjaren. Waar haalde hij dat dan vandaan? Hoe wist hij dat hij haar daarmee beschreef? Als het meisje dat inderdaad in die bergweiden was opgegroeid? Wat was Cael toch voor een man?
Ze waren niet getrouwd. Ze spraken niet over elkaars vrouwen en mannen, als die er waren of waren geweest. Er was nergens gossip over ze. Dus op de één of andere manier zat het wel goed. Hij had naast haar waarschijnlijk wel andere partners, dacht ze, maar hij was op zijn manier steady en trouw, en niet op enige sensatie belust. Andere gebieden in zijn leven waren de gevaarlijke. Zijn relatie met haar was veilig. En voor mogelijke andere vrouwen was het waarschijnlijk ook zo. Ze hoefde het niet te weten.
Hij droeg altijd zijn trainingsbroek met een wit onderhemd, met heel soms een jasje, direct daarover heen. Hij was totaal niet met zijn uiterlijk bezig en hoefde dat ook niet. Zomer en winter zag hij er min of meer hetzelfde uit.
Misschien was het enige punt van overeenkomst met Rory, dat ook Cael haar liefde en veiligheid schonk, hoewel deze man zelf zo gevaarlijk leefde, maar haar daarmee nooit belastte.
Ze stond op, zachtjes, om hem niet te wekken. Ze zette de ketel water op in het kleine keukentje met de cementen vloer, achter het lange gestreepte gordijn.
Ze dronk net van haar beker hete koffie toen de telefoon ging.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:



