ZE GINGEN MET z’n drieën over straat, Francesca voorop. Maar al gauw liep ze tussen het echtpaar in. Sheila mijmerde nog na over het gesprek van daarnet.
‘Ik heb nog een vraag, Francesca. Voordat we dadelijk bij jullie thuis zijn. Je zei daarstraks dat je dat met de stamcellen en de navelstreng erg symbolisch vond. Kun je me dat uitleggen?’
Francesca zuchtte even.
‘Ik begon er zelf over. Dus laat ik er niet voor weglopen. Al ben ik vooral een doener en is voor mij het belangrijkste dat er een oplossing komt. Sheila, het zijn voor mij twee aspecten.
Bij zeer agressieve stamcelbehandelingen wordt wel van een reset gesproken. Eigenlijk dus opnieuw vanuit je oorsprong gaan leven. Dat heeft voor mij te maken met teruggaan naar je geboortemoment om genezing te vinden. En dus in zekere zin opnieuw geboren worden. Bij stamcellen uit de navelstreng wordt die symboliek bij mij extra getriggerd.
Maar er is nog een tweede symboliek. Dat het spannend en eenmalig is. Bij elke geboorte is dat zo. De life-line, de navelstreng wordt doorgeknipt en er is geen weg meer terug. Maar in onze situatie is het heel bijzonder. Want misschien is de navelstreng al die tijd bewaard gebleven en bestaat nog. Mijn instinct zegt dat daar de sleutel voor Anthony’s behandeling ligt. De navelstreng zelf zal dit keer echter niet overleven. Als die intact is, is die cryogeen bewaard, in vloeibare stikstof, bij onvoorstelbaar lage temperatuur. Denk aan een soort Doornroosje slaap. Je kunt die éénmaal wekken maar daarna niet meer opnieuw in slaap brengen. Dus het is één kans. En dan is de navelstreng voorgoed weg. Dan is de life-line er niet meer. Daarin zit voor mij de tweede symboliek. Alsof een geboorte van lang, lang geleden nu helemaal wordt voltooid. En ergens denk ik dat dat goed is. Ben ik duidelijk, Sheila?’
‘Ja,’ knikte deze, ‘je bent glashelder. Reset, opnieuw geboren worden, en definitief afscheid van de life-line van ongeboren zijn. En jij houdt écht van je man!’
‘Ik hou echt van hem. ‘ beaamde Francesca, ‘Als hij hier doorheen komt heeft dit impact op hem. Nog los van dat hij gezond wordt. Ik weet niet wat er zal gebeuren. Maar het zal anders zijn. En dat is goed, en ik sta daarachter. Maar nu vooral praktisch blijven. Eerst zien dat we op dit punt aankomen. Hé, wacht eens? Daar staat een kind!’
Ze waren ondertussen richting de stadspoort gelopen en vlak bij de poppendokterspraktijk van Francesca aangekomen. Voor de stoep van de winkel stond een meisje heel hard te huilen, met lange schokkerige uithalen. Het was duidelijk dat haar iets ergs was overkomen. In haar handen hield ze een soort schoenendoos met daarin een bult vormeloze lappen. Haar ouders -tenminste dat nam Francesca aan - stonden er hulpeloos bij. Die probeerden het grienende meisje te troosten. Maar niets hielp.
‘Ik wil naar de poppudoktuh’ jammerde ze, ‘Ik wil dat Fabiola beter wordt! Waar is de poppuhdoktuhhh?
Francesca liep zonder aarzelen op het meisje af.
‘Nou zeg, maar dat treft! Ik ben de poppendokter!’ zei ze vriendelijk maar ferm, ‘Fabiola, zeg je? Heb je Fabiola bij je? Is ze ziek? Is het een ongeluk? Kom je mee naar binnen? Ik was net van plan open te gaan!’
Ze keek verontschuldigend naar John en Sheila en vormde met haar lippen geluidloos het woord “sorry!”. Ze knikten begrijpend.
‘Ik zie het al, een spoedgeval!’ zei ze, ‘Jullie zijn vast heel snel hier naartoe gekomen. Meneer, mevrouw, komt u ook mee? John, Sheila, jullie ook? Ik loop voorop. Kom gauw achter me aan. Je kunt direct de spreekkamer binnen gaan. Ik trek even mijn doktersjas aan!’
Ze opende de deur, liep naar binnen, opende de deur van de spreekkamer en maakte een uitnodigend gebaar, zodat de kamer ineens vol stond met de vijf volwassenen en het nog steeds hartverscheurend huilende meisje. Francesca haalde uit een hangkast haar doktersjas, trok deze aan en bond snel haar haren naar achter in een paardenstaart.
‘Je huilt vast net zo hard als je popje, als Fabiola!’ zei Francesca, ‘Meisje, hoe heet je? En wat is er toch gebeurd?’
Het kind haalde schokkerig adem en perste de woorden eruit.
’Mefrou de doktuh, Fabiola kán helemaal niet meer huilen! Want Fabiola’s hoofd! Het gaat niet meer, mefrou. En ik heet Janina, doktuh. En Fabiola is.. ze is helemaal …’
Het kind kwam niet verder uit haar woorden.
‘Mag ik zelf gaan kijken, Janina? Wat een mooie namen hebben jullie allebei! Ligt ze misschien onder die lappen, in die doos?’
’Doktuh…. het is zo erg! Ik durf zelf niet te kijken!’
‘Janina, ga jij eens even zitten. Hier. John, haal jij even een glaasje water voor deze poppenmoeder? En Janina, ben je hier met jouw eigen vader en moeder?’
Janina knikte. Ze dronk het water dat John haar aanreikte, verslikte zich een keer en hoestte, en dronk toen het glas met grote slokken leeg.
‘Heel goed, meisje. Nou, wat een schrik he? Kun je me vertellen wat er gebeurd is? Of moeten mama of papa het voor je doen?’
Als antwoord knikte het kind. Ze had nog steeds het doosje stijf in haar trillende handen geklemd. Haar ouders vertelden wat er was gebeurd. Ze waren onderweg geweest en waren even uitgestapt. Janina had met haar popje zitten spelen. Toen ze uitstapte was de pop uit haar handen op straat gevallen. Op dat moment was een auto van de andere kant gekomen en over Fabiola heengereden. Ze hoorden gekraak. Toen de auto verdwenen was zagen ze dat deze over haar porseleinen hoofdje gereden was en dat het bijna helemaal verbrijzeld was. Het was vreselijk geweest om te zien en hun dochtertje was ervan in shock..
‘Kinderen kunnen door zoiets inderdaad in shock raken.’ bevestigde Francesca.
Ze hadden de scherven van het arme poppenhoofdje en het rompje met de door de straat vuil geworden kleertjes opgeraapt. Ze hadden een doosje gevonden waar ze de resten van het geschonden poppenkind in gelegd hadden. Voorbijgangers hadden hen gezien en verteld dat er een poppendokter in de buurt was en dat die misschien kon helpen. Ze kregen het adres. En zo waren ze hier gekomen. Ze waren onderweg naar een verjaardag geweest. Maar nu moest eerst een meisje getroost worden.
‘En jouw popje heelgemaakt!’ zei Francesca, ‘Kom gauw binnen met je patiëntje! Jullie zijn dus al ziekenauto geweest en jullie waren ook ambulanceverplegers! Knap hoor! En volgens mij nog nét op tijd allemaal. Maak het doosje maar open. We zijn wel wat gewend hier.’
Ze keek even uitnodigend naar Sheila, die onmiddellijk geruststellend knikte en een ernstig gezicht trok alsof ze hier al decennia lang als verpleegster op de eerste hulp van de poppenkliniek werkzaam was.
‘John,’ zei Francesca, ‘Wil jij even wat voor me doen? Ik ben hier met mijn patiënt bezig. Wil jij de keramiekoven alvast voor me aanzetten? Heel simpel, die schakelaar daar. Gewoon omzetten. Prima, dank je. Als ik dan met porselein in de weer moet, is die vlugger op temperatuur.’
Ze had inmiddels het popje uitgepakt en op de behandeltafel gelegd. De kleertjes waren besmeurd en vuil. Het had een mooie rose jurk aangehad met fluwelen rode roosjes erop genaaid, waarschijnlijk door het meisje zelf. Die zagen er nu heel zielig en vies uit. De pop droeg rode schoentjes.
‘Ik moet onze patiënte helemaal onderzoeken!’ zei Francesca de poppendokter, ‘En daarom moeten alle kleertjes uit! Janina, jij kan dat het beste. We kunnen ze dan meteen voorzichtig in een sopje wassen en uithangen. Dan zijn ze straks weer helemaal mooi. Gelukkig zitten er geen scheuren in. Dus dat valt alweer mee! Wat een verhaal vertellen jullie me! Een auto die over haar heenrijdt... Nou, nou, dat is ook geen kleinigheid, zeg! We gaan goed kijken of er niet nog meer stuk is gegaan, want dan kunnen we dat meteen ook weer heel maken. Denk je niet dat dat een goed idee is?’
Het kind was iets gekalmeerd en kleedde met behendige vingers haar popje uit zoals ze dat ongetwijfeld bijna dagelijks deed. De pop lag nu zonder kleren. Aan het lijfje was niets bijzonders te zien. Alleen waren er bij het linkerhandje een paar vingertjes beschadigd, maar dat was misschien al eerder gebeurd. Het hoofdje van het poppenkind was inderdaad een ramp. Het was nagenoeg geheel verbrijzeld. Het gezichtje was onherkenbaar geworden en de haren waren één verwrongen massa.
Francesca slikte even. Deze lotgevallen van het kinderspeelgoed raakten haar altijd. Misschien omdat kinderen zoveel van hun eigen ziel en liefde schonken aan hun speelkameraadjes dat iets van hun eigen leven daarin overging.
Echte patiënten raken me meestal minder! dacht Francesca een moment bijna beschaamd. Maar dat was ook niet zo, wist ze. Het verdrietige kind was nu evenzeer haar patiëntje als haar kapotte pop en het verdriet van dit meisje was echt. Het is het verdriet van kinderen dat me zo verscheurt. Maar nu aan het werk, Cesca. Eerst poppenmoedertje.
‘Zozo!’ zei ze tegen het meisje, ‘Nou, dat was me een klap zeg! Weet je wel dat jouw popje heel dapper was?’
Het kind keek haar aan en iets van een vraag begon zich te vormen. Francesca wachtte totdat die kwam.
’Waarom, mefrou?’
O, omdat jij ook wel had kunnen vallen en je heel lelijk bezeren! Maar je popje heeft je beschermd. En weet je waarom ze dat gedaan heeft?’
Opnieuw vormde zich de vraag bij het kind.
‘Waarom, mefrou?’
Nu met meer nieuwsgierigheid.
‘Omdat jouw popje zo van jou houdt! En omdat jouw popje weet dat er wel veel met haar kan gebeuren maar dat ze altijd ook weer heel gemaakt kan worden! Gelukkig maar, hè? Dat dat kan! Dus Janina, zeg me. Wat denk jij nu dat wij hier gaan doen?’
’Eh…. dokter, gaan we Fabiola nu weer heel maken?’
’Precies, liefje! Je bent zelf al een beetje een dokter zo te horen! Dat is precies wat wij hier gaan doen. We gaan haar weer helemaal mooi en heel maken! Maar ze moet waarschijnlijk wel even hier in het poppenziekenhuis blijven om aan te sterken. En we moeten haar nu eerst haar mooie hoofdje teruggeven. En ook haar haren weer helemaal goed maken. Want dat is wel nodig, vind je niet? Wat denk je? En gaat dat allemaal lukken? Hier, in ons poppenziekenhuis?’
Het meisje keek de dokter ernstig aan.
’Ik denk dat u álles kan!’ zei ze toen, ‘U gaat Fabiola weer helemaal beter maken.’
’Mooi!’ zei Francesca, die bij dit antwoord van het kind heel ontroerd werd omdat ze daarbij ineens aan Anthony moest denken, ‘Als je dat weet, dan komt het goed! Zeg, ik heb je nog even heel hard nodig! Kom, we gaan aan het werk!’
En nu begon het eigenlijke onderzoek. Francesca zocht naar merktekens of nummers in het porselein waaruit ze zou kunnen afleiden waar en wanneer het popje gemaakt was. Kwam het uit een fabriek? Was het door een liefhebber handgemaakt? Was het een replica van een bestaand model?
De computer werd opgestart en er verschenen al gauw tientallen verschillende poppenhoofdjes in beeld. Het kind keek nieuwsgierig mee.
‘Nu heb ik je hulp nodig, Janina. Ik moet precies weten hoe Fabiola eruit heeft gezien. Niet zo maar een beetje, maar écht precies. Je zult zien dat het ons gaat lukken! Je moet heel goed je best doen. Lijkt deze pop op haar? Of deze misschien?’
De poppendokter en de poppenmoeder werkten vlijtig samen. Ze werden geholpen door de vader van het meisje die zich ineens de winkel wist te herinneren waar de pop vandaan kwam. Ze zochten en keken en vergeleken. Na twintig minuten verscheen er een popje op het scherm waarvan Janina verrast uitriep:
‘Maar..maar.. Dat is Fabiola! Hoe kan dat nou? Dat ze daar te zien is?’
’Het is een zusje, of een moeder of een grootmoeder van haar, liefje,’ zei Francesca, ‘Popjes lijken altijd heel erg op hun zusjes of moeders of grootmoeders. Janina, ik moet het nu van je weten. Ben je echt helemaal zeker? Hebben jullie nog ergens een foto van haar?’
Het kind was er zeker van. Er kwamen via de smartphones van haar ouders nog een aantal wat onduidelijke foto’s binnen van Janina met Fabiola in allerlei situaties. Francesca had ondertussen verder gezocht en gezien dat het een fabriekspopje was. Aan de binnenkant van een van de scherven van het hoofdje had ze serienummers gevonden die haar vermoedens bevestigden. Terwijl ouders en kind nog met foto’s in de weer waren had ze online al de goede gietmal gevonden. Haar 3D printer zou de rest doen. En dan kwam de eigenlijke reconstructie van het hoofdje. En het porseleinbakken.
‘Straks komt het ingewikkeldste deel,’ zei Francesca , ‘maar dat doe ik helemaal alleen. Operatiewerk, hè? Daar mag helaas niemand bij zijn. Ze krijgt helemaal een nieuw porseleinen hoofdje. Dat duurt even omdat het gebakken moet worden, en ook afkoelen. En Janina, wil je nog even goed voor me kijken en helpen zoeken hoe haar ogen ook alweer waren en hoe haar haren zaten?’
Na enige tijd was alles duidelijk. Francesca nam nu het meisje bij de hand en keek haar aandachtig in de ogen.
‘Dank je wel,’ zei ze, ‘Luister, Janina. Je hebt iets heel naars meegemaakt, dat weet ik. En je bent flink en dapper geweest. En het komt allemaal goed. Gelukkig heeft niemand tegen je gezegd dat het maar om een popje ging. Want het is niet zomaar een popje, is het wel?’
‘Nee,’ zei het kind, ‘Het is niet zomaar een popje! Het is Fabiola.’
‘Precies’, zei Francesca, ‘en jij en ik weten dat. En omdat jij zoveel weet wil ik je vragen: hoe lang denk je nu dat Fabiola hier moet blijven? In het ziekenhuis.’
‘Dokter,’ zei het kind, ‘Ik ben zelf wel eens ziek. En dan blijf ik thuis en dan duurt het soms wel een week. Maar dit is veel erger! Drie weken, dokter?’
‘Janina, wat denk je van drie dagen? Kunnen jullie over drie dagen terugkomen en haar afhalen?’
Het kind zette grote ogen op.
‘Drie dagen?’
‘Ja, als het in één keer lukt, hè? Anders duurt het een dag extra. Maar dan heb je haar weer terug. Hoe vind je dat?’
Als antwoord vloog het kind haar om de hals.
‘Nou, nou,’ weerde Francesca af, ‘eerst maar zien dat het allemaal goed lukt hè? Maar ik denk van wel.’
‘Ik ook, dokter!’ zei Janina.
‘Wat gaat de behandeling kosten?’ vroeg de vader van het meisje nu, ‘Ik bedoel, zegt u het maar. We zijn heel blij dat u onze dochter kunt helpen.’
‘Meneer, onze praktijk kent geen vaste tarieven. Geef maar wat het u waard is maar doe het pas bij afhalen. Van het geld koop ik dan weer materiaal voor de praktijk.’
‘U bent een goed mens,’ zei de moeder, ‘Het betekent heel veel voor ons. We komen dan over drie dagen langs. Is eind van de middag goed?’
‘Heel goed, tot dan! Dag Janina! Zeg je nog even dag tegen je popje?’
’Maar dokter, ze heeft geen oren! Want haar hoofd is nog stuk.’
’O ja, dat is waar. Dom van me. Nou, knijp haar dan maar even in een handje. Die vingertjes maak ik trouwens ook meteen even heel.’
‘Dag dokter! Ik vind u lief. En dank u wel dat het weer goed komt!’
‘Goed slapen vannacht, hè?’ Francesca maakte haar rol als dokter even compleet, ‘Ik wil dat je goed uitgerust bent als Fabiola weer beter is. Ze zal je dan hard nodig hebben. Want ze is zelf natuurlijk ook vreselijk geschrokken!’
Even later stonden ze allemaal weer buiten.
‘Dank jullie wel voor verpleging zijn!’ zei Francesca terwijl ze de praktijk afsloot.
‘Graag gedaan’ zei John, ‘wat een prachtig kind. En wat ben je lief met haar omgegaan! Wat was ze geschrokken!’
‘Ik eerlijk gezegd ook,’ zei Francesca, ‘Ik vond het erg heftig. En over symboliek gesproken: stel je voor, nu mag ik een heel nieuw hoofd bakken. Toe maar! Terwijl mijn man thuis zit en zegt dat hij niet helder kan denken!’
‘Laten we maar gauw naar hem toe gaan.’ zei Sheila.
Het was maar een klein eindje verder tot de voordeur van het huis van Anthony en Francesca. Ze liepen naar binnen.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:



