SHEILA WAS LATER in de nacht weer wakker geworden. Hij ook. Ze keek hem met haar veelkleurige blik aan. Er was die diepte in verschenen die hij van haar kende, het peinzen voorbij. Hij noemde deze blik van haar vaak: het meekijken van haar engelen.
Ze theoretiseerden daar samen niet over. Ze waren allebei mensen die gewend waren beeldrealiteiten te aanvaarden voor wat ze zijn. Wat hielp was dat ze samen in hun dagelijks leven voldoende hadden meegemaakt om voor het geheimzinnige, achter het masker van het alledaagse, open te staan.
Daar kwam haar eerste vraag al. Een soort inleiding. Hij kende de procedure.
‘Dus je had een goed gesprek?’
‘Heel goed! Ik vertel je er morgen uitgebreid over.’
’Fijn dat het zo goed was. Zeg, John. Ben jij een bidder?’
Dat was ‘m al. Wat een vraag!
Hij was meteen klaarwakker en antwoordde, zo goed hij kon:
’Aldus de gewetensvraag van de She- Ila! Tja, ik weet dat nooit zo. Niet bidder in technische zin: volgens een tekst, en die dan ergens heen bidden. Ergens heen vind ik sowieso geen goed beeld. En tekst is meer voor een ceremonie, vind ik. Als er dus meer mensen bij elkaar zijn. Maar ik leef deze dagen wel met een nogal ingewikkelde vraag. En ermee leven is meer dan alleen maar die vraag hebben.’
’Ja, dat zie ik dus aan je. En daarom vraag ik dat aan jou. Of het bidden is.’
‘Sheila, zulke vragen zijn in elk geval groter dan ik zelf. Ze leven in mijn eigen gedachten en mijn gevoelens, maar ook heel ergens anders. Ze zijn niet van mij en ik kom er zelf ook niet altijd goed bij.’
‘John, dat laatste zal dan wel in het biddomein zijn, hè? Een soort bidkastje, maar dan echt. Niet van hout, geen voorwerp. Weet je waaraan ik moet denken? Ik zeg het maar gewoon. “En daarin komt de geest onze zwakheid hulp, omdat we niet weten hoe we moeten bidden. De geest in ons wordt werkzaam in het diepste woordeloze zuchten. En wie doorgrondt wat in het hart leeft, weet wat de geest wil zeggen. Bij hen die zich heelmaken treedt de geest op goddelijke wijze binnen.”
’Wow, wat een woorden! Hoe kom je daar nou weer op? Heb jij dit gemaakt?’
’Dat is echt teveel eer!’ lachte Sheila, ‘Nee hoor! Ik heb het alleen maar een beetje modern vertaald. Het is een oude religieuze tekst. Het is uit de brief van Paulus aan de Romeinen, achtste hoofdstuk ergens.’
‘Je zou zeggen dat die Paulus dus heel wat afgezucht heeft.’
‘Ja, precies. Maar jij óók! In jouw slaap. Daarom moest ik eraan denken. Ik hoorde je zuchten. En ik dacht: hij is vast aan het bidden.’
‘Dus bidden is zuchten?’
‘Ja. Maar wel zuchten met licht erbij, weet je? Dat doe jij volgens mij altijd. Je haalt op de een of andere manier het licht erbij. Ik zal niet zover gaan door te zeggen dat je niet anders kunt, want dan zou de vrijheid er niet zijn. Maar je doet het wel. Althans vaak.’
‘Echt, Sheila? Nee toch.’
‘Okay, je hebt gelijk. Niet altijd natuurlijk. Tja, we zijn getrouwd en hebben een huishouden. Ik maak je dus ook heel anders mee.’
Ze dachten allebei aan verschillende situaties en giechelden.
Hij leunde op zijn elleboog en keek in haar gezicht waar hij zo van hield.
‘Sheila, laten we daar vooral mee doorgaan. Huishouding en veel zuchten, over van alles. En toch de boel licht houden. Ik ben wel blij dat je me dit zegt. Want ik zit met een grote kwestie, eigenlijk een maatje te groot voor me. Maar nu voel ik me ineens helemaal thuis. Bij jou.’
‘Ik hou van jou, John Carpenter. En zucht jij maar lekker.’
‘Ik van jou, Sheila Bagheera.’
‘Kom je dan nog even bij me, my tiger? Er moet inderdaad ook samen gezucht worden.’
Ze gromde.
Hij:
’Mmm, dus seks is ook bidden?’
‘Zeker weten! Als het licht erbij komt! Dan wel. Anders niet. Licht dat me ook helemaal warm maakt. En niet van dat stomme lampje naast ons bed. Dat mag van mij wel uit eigenlijk.’
’Sheila, maar dat arme lampje kan er toch ook niks aan doen dat het zo lelijk is!’
’Jij bent mijn lieve schatje en hebt helemaal gelijk. Maar toch: mag dat ding alsjeblieft uit? In het donker is het meteen ook minder lelijk!’
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:



