WOENSDAG 21 JUNI
MIDDEN IN DE NACHT ging John’s telefoon.
‘Hallo?’
‘John Carpenter?’
‘Ja, spreekt u mee.’
‘Hola, John. Ik ben Denise Macintão. Ik ben de moeder van Anthony.’
‘Ja, ja, ik weet wie je bent.’
‘Bel ik op een goed tijdstip? Is het bij jullie begin van de avond?’
‘Nee, het is hier midden in de nacht, drie uur!’
‘Wat? Oh, sorry, John. Ik zit altijd te haspelen met het tijdsverschil. Ik bel je uit Brazilië en daar is vier uur verschil met Portugal. Maar ik heb dus weer eens de verkeerde kant uit gerekend. Bij mij is het nu elf uur ‘s avonds. Het spijt mij enorm. Zal ik beter een andere keer bellen?’
‘Nee, Denise, het is goed. Ik ben blij dat ik je aan de lijn heb.’
‘Ik ook. Je moet weten: ik heb natuurlijk met Anthony gesproken. En hij heeft me over je verteld.’
‘Wat heeft hij verteld?’
‘Hij zegt dat je het Orakel bent.’
‘Maakte hij een grapje?’
‘Ja en nee. We hebben er natuurlijk ook om gelachen samen. Maar eigenlijk was hij er deadly serious over. Je schijnt een paar bijzondere dingen tegen ze te hebben gezegd. Ik zei hem dat ik graag met je in contact wilde komen ergens over. Het gaat natuurlijk over hem.’
De stem aan de andere kant sprak onberispelijk Engels. Ineens viel John op dat hij het herkende. Het was exact het Engels zoals hij Anthony had horen praten. Dat niet localiseerbare Weltmensch-cosmopolitische Engels Hij verwonderde zich er opnieuw over terwijl het telefoongesprek ondertussen verder liep. Hun prachtige Engels. Bijna een eerbetoon van moeder en zoon aan hun geliefde en verdwenen Britse man en vader. Maar ook alsof ze met z'n tweeën een hele nieuwe variant van Engels hadden ontwikkeld. Geen dialect of accent. Beslist geen broken English. Want het was perfect. Deze mensen spraken nieuw Wereld-Engels van de 21e eeuw: losgemaakt van de voormalige Britse kolonies en voorgoed mondiaal geworden. Net als in contact met Anthony vond hij zijn eigen Amerikaans ouderwets in vergelijking met de zangerige telefoonstem van Denise.
Het gesprek was ondertussen verder gegaan. Hij had haar gevraagd:
‘Waarmee kan ik je helpen, Denise?
‘Ik zal direct te zijn. Door samen te proberen mijn zoon te helpen. Ik doe nu maar even alsof ik je goed ken, om aan de telefoon te kunnen overleggen over zoiets familiairs. Echt kennismaken doen we later wel. John, het gaat om wat je ze vanavond gezegd hebt. Iets wat bij mij is blijven hangen. Enig idee waar ik op doel?’
‘Denise, nee, totaal niet! Laat me alsjeblieft niet zo raden.’
‘Oh sorry, je hebt gelijk. Het gaat erom dat je zei: “We hebben een verloskundige nodig”. Weet je dat nog?’
‘Ja, natuurlijk herinner ik me dat. Het was maar bij wijze van spreken.’
‘Dat geloof ik zonder meer. Maar Anthony was erdoor getroffen. Hij belde mij later en vroeg: “Mam, ik ben toch thuis geboren? Hoe ging dat? Daar was toch die verloskundige aan te pas gekomen?”
‘Denise, daarover vertelde hij mij kort. Iets met een vroedvrouw die uit Spanje kwam.’
‘Precies! Geweldige vrouw overigens. Ik ga je nu wat meer over haar vertellen. Ze was meer dan een vroedvrouw. Ze was ook gynaecoloog én kinderarts. Ze zette zich in voor veilige thuisbevallingen. Ze vond dat belangrijk in onze dunbevolkte streek. Ze heeft een glanzende carrière bij een ziekenhuis opgeofferd om zinvol werk te doen voor mensen met wie ze zich verbonden voelde. Ik had al het vermoeden dat mijn bevalling pijnlijk zou worden en had haar ingeschakeld. Zij was overigens in het plaatsje waar jij nu bent toendertijd ook de meest voor de hand liggende keuze. Het was spannend, omdat thuis bevallen niet de norm was, maar veel vrouwen dat toch wilden, liever dan een enorm eind weg naar een kliniek. En omdat zij tegelijk arts was, was alles juridisch en medisch afgedekt. Maar ik dwaal onderhand af. Het maakt natuurlijk herinneringen in me los, zie je?’
‘Geeft niet Denise. Sheila en ik hebben ook kinderen. We know about that.’
‘John, maar nu komt het. Ik weet het allemaal niet precies. Maar ik denk dat het goed is als jullie met haar in contact komen. Ik zal zeggen waarom. Mijn man Rory was altijd erg van moderne methodes. Deze arts ook. Ik herinner mij dat ze daar op zeker moment over spraken. Ik liet ze begaan en was op dat moment met iets anders bezig. Het ging over iets wat je direct na de bevalling zou kunnen doen. Niet met mij en niet met het kind. Daarom schonk ik er niet veel aandacht aan. Een of andere nieuwe methode die nog niet erg bekend was. En eigenlijk was ook onduidelijk wat je er precies mee zou kunnen. Ik weet nog dat Rory zei dat geld in elk geval geen probleem zou zijn. Maar dat zei hij heel vaak. Dus dat was voor mij niets bijzonders. En toen ging het alweer over andere dingen. Heb je onderhand al enig idee waarover dat gesprek zou kunnen zijn gegaan?’
‘Denise, toe,’ zuchtte John, ‘Stel me toch niet zo’n suggestieve vraag. Weet je het misschien zelf? Ik was er niet bij.’
‘Oh sorry, nu doe ik het alweer! Ik vind het ook zo spannend! Daardoor draai ik er omheen. Ik weet het niet maar heb wel een vermoeden. Ik heb er nooit meer aan gedacht, totdat jij ineens jouw opmerking maakte. De vroedvrouw was een kordaat type en legde ook niet zoveel uit. Er waren andere dingen die op dat moment belangrijker waren. Zal ik zeggen waaraan ik denk?’
‘Yes please.’ John grinnikte, ‘Jullie familie is er erg goed in om mij allerlei interessante raadspelletjes voor te leggen en mij te laten oplossen. Tja, Denise, dan word je vanzelf het familieorakel. Ik plaag je nu een beetje. Maar het is ook best heftig voor me. Ik ben hier ineens ingerold en moet nu mijn plekje in het geheel zien te vinden. Toch accepteer ik het. Ik ben met jouw zoon en schoondochter in contact gekomen. En nu met jou, over de oceaan heen en in het holst van de nacht. En ik wil jullie echt graag helpen, ook al heb ik nog steeds geen flauw idee hoe, of waarom ik dat zou moeten zijn. Niet erg the Oracle lijkt me.’
‘Het is je combinatie van onbevangenheid en het aangaan. Dat is iets wat wij nu per definitie niet hebben. Omdat wij juist gevangen zitten in de situatie. En daarom zijn mijn zoon en ik je zo dankbaar. Francesca ook. Die heeft je helemaal in haar hart gesloten. Ondertussen zit ik hier maar transatlantisch te ratelen terwijl het bij jou bedtijd is. Ik beloof je dat ik me nu zal concentreren. John, heb jij wel eens van stamceltherapie gehoord?’
Voor zover John nog niet helemaal wakker was geweest was hij het nu wel. Klaarwakker.
‘Stamceltherapie! Mijn hemel! Een opkomende medische techniek in de tachtiger jaren. Bestond die eigenlijk al echt?’
‘Zo is het. Jij legde met jouw opmerking precies het verband dat wij nooit gelegd hebben. Stamcellen en verloskundige. Ik vertel je wat ik vermoed. Rory en deze arts waren allebei van innovatie. Rory kunnen we helaas niet meer direct vragen. De arts wel. Zouden ze misschien iets van de nageboorte of de navelstreng hebben bewaard? Konden ze toen al invriezen? Was de techniek die nu gangbaar is toen al beschikbaar? Ik ken mijn man als heel intuïtief en wilskrachtig. Stel dat hij de potentiële sleutel tot genezing van zijn eigen zoon blijkt te hebben veiliggesteld! Ook al wist hij niets, en wisten ze in die tijd misschien ook nog niet dat stamcellen leukemie kunnen genezen? Je weet vast wel dat er met deze ziekte geen garanties bestaan. Maar het is een mogelijkheid. En ik ken mijn Rory. Rory doet vaak dingen waarvan hij de draagwijdte niet beseft maar heeft daarin een gelukkige hand. Tot op de dag van vandaag.’
‘Zelfs nu hij dood is?’
‘Ja, zelfs nu. Ik leef al jaren in een land waar mensen dat normaler vinden dan in Europa of de USA.’
‘Iets doen waarvan je niet precies weet waarom en toch vinden, of zelfs weten dat je het moet doen..’ mijmerde John hardop.
’Maar daarin lijk jij dus op hem! Met een verschil. Rory deed gewoon en dacht misschien wel na, maar zei dat niet. Jij bent voorzichtiger en opener. Je zegt dingen tegen mijn kinderen waarvan jij de draagwijdte ook niet beseft, Maar je hebt daarin ook een gelukkige hand. Net als Rory.’
‘Hoe gaat het nu verder, Denise?, vroeg John, ‘Wat moeten we doen?’
‘Mag ik wat van je vragen?’
’Ja, want ik heb allang mijn neus gestoken in zaken die me niet aangaan.’
‘En nu gaan ze je dus wél aan. En we zijn je dankbaar. Wil jij de verloskundige opsporen en met haar spreken? Ik heb geen contactgegevens van haar en weet ook niet meer hoe ze heet. Ik schat haar zo’n twaalf jaar ouder dan ik. Ze zou zelfs nog aan het werk kunnen zijn. Ze zou midden of eind zestig moeten zijn. Mijn kinderen zullen je helpen en er zijn nog een paar andere mensen op dit moment in ons stadje die jullie van dienst kunnen zijn. Jouw eigen dochter en haar vriend misschien? Allebei artsen met toegang tot plaatsen en gegevens die jullie misschien minder gemakkelijk hebben. Anthony en ik bellen veel met elkaar. Daarom weet ik dit soort dingen. Wil je helpen?’
‘Ik zal het doen, Denise,’ zei John en voelde zijn hart snel kloppen, ‘Ik ben me van de draagwijdte van dingen die in me opkomen inderdaad vaak niet bewust. Maar dit is zeker een spoor. En iets om achter aan te gaan. Ja dus.’
‘Je doet het? O, wat fijn! Ken jij het gezegde? “Je kunt alleen met de ogen van het hart goed zien!” Dat is van een andere Anthony. Van Antoine de Saint-Exupéry, uit ‘De kleine prins”. Dank je wel. Jij bent zo’n hartenmens. Hou me alsjeblieft op de hoogte. We moeten trouwens nodig samen een glas zoete port drinken. Jij, jouw Sheila en ik. En al onze kinderen, met hun minnaars, echtgenoten en maitresses. Ik hoop jullie allemaal te ontmoeten. Anthony en Francesca hebben natuurlijk uitgebreid over jullie geroddeld. Met liefde trouwens. We’ll keep in touch then. Goeie nacht verder. En nogmaals nederig excuus voor mijn verhaspeling van de tijdzones!’
De verbinding werd verbroken, John verwonderd en opgewonden tegelijk achterlatend.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
WOENSDAG 21 JUNI



