‘DAN OOK MAAR meteen het hele verhaal als je dat goed vindt!’
‘Ik heb alle tijd!’ zei John, ‘Net zoals jij vanmiddag tegen mij zei. Ik luister.’
‘Fijn, dan hoef ik geen slecht geweten te krijgen. Misschien zijn er details die belangrijk kunnen zijn. En je moet weten dat ik dit bijna nooit doe.’
‘Nee, zo schatte ik je al in, Anthony. Daarom vond ik het vandaag ook zo spannend om op je af te stappen.. Maar vertel me nu maar alles.’
En dat deed Anthony.
Hij was hier geboren, in het stadje, drieëndertig jaar geleden. Zijn vader was een Brit die er neergestreken was en zijn moeder had leren kennen, die van hier was. Het huis, waar ze nu zaten was het huis, waarin hij geboren en opgegroeid was. Hij was enig kind.
De bevalling had ook in dit huis plaatsgevonden, onder de kordate leiding van een Spaanse vroedvrouw die zonder aarzelen de landweggetjes had gekozen, om de toen nog bewaakte grensovergang te ontwijken. Want ze had tijd noch geduld met de toen nog bestaande formaliteiten. De mensen in de streek kenden haar sowieso en deden vaker een beroep op haar.
De bevalling was pijnlijk geweest. Maar zijn moeder had die met een stralende blik in haar ogen doorstaan. Wel kneep ze af en toe uit alle macht in de arm van zijn vader die erbij was en zo in de pijn van zijn vrouw deelde. Daardoor liep hij nog weken nadien rond met de blauwpaarse plekken van de bloeduitstortingen, por solidaridade, zoals hij het in zijn gebrekkig Portugees met dik Brits accent verwoordde. Hij liet trots iedereen zijn eigen birthmarks van de geboorte van zijn zoon zien.
Het kind was dus meer dan welkom. Ze waren een gelukkig gezin. Maar toen het vijf jaar oud geworden was sloeg het noodlot toe. Zijn vader dreef een handelsonderneming waarvoor hij vaak op reis moest om te zien hoe op verschillende plaatsen de onderneming bestierd werd. Er waren vestigingen in Londen, in Porto, Caracas en Panama-City. Tijdens een van de handelsreizen verdween het vliegtuig waarin zijn vader zat van de radar. Het werd nooit meer teruggevonden.
Ineens waren ze achtergebleven, als weduwe en een kind die vroeg man en vader verloren hadden. De handelsonderneming werd voortgezet door een volwassen neef die dat tot op de dag van vandaag is blijven doen. De zaken waren door zijn vader al geduldig en volhardend en met goed zakeninstinct uitgevoerd. Daarbij hoorde dat hij goed voor zijn vrouw en kind had gezorgd en beiden een groot deel van de onderneming naliet als aandeel. Liever dan het bedrijf te belasten met de aderlating van een erfdeel ineens, zorgde hij daarmee zowel voor de feitelijke opvolgers van de zaak als ook voor zijn naaste familie, zonder iemand ooit garanties voor de toekomst te geven, iets waarin hij zelf ook niet geloofd had. Maar omdat de zaken goed bleven gaan leden ze op materieel gebied geen enkel gebrek. Het was alsof een onzichtbare beschermende hand van de vader voor altijd werkzaam bleef. Anthony voelde die hand. Zijn moeder voelde die, en ook de neef voelde het zo.
Het kind groeide op. En omdat zijn moeder nooit hertrouwde werd hij in zekere zin ook kind van het hele stadje.
‘Daar is denk ik de kiem gelegd voor wat jij aan mij waarneemt,’ zei hij tegen John, ‘want ik ben als kind werkelijk óveral geweest. Ik kan zeggen dat ik ieder huis hier van buiten en van binnen ken en alle tuinen en natuurlijk de verstopplekjes.’
Hij ging eerst in Spanje op school, omdat zijn moeder dat beter leek. Later deed hij het gymnasium weer in Portugal, zodat hij beide talen vloeiend sprak. Eenmaal achttien jaar oud kwam zijn deel van het ondernemingsvermogen dat tot dusverre via een trust werd beheerd voor hem vrij. Na zijn schoolexamens besloot hij in Engeland te gaan studeren. Hij studeerde filosofie en economie in Cambridge. Hij slaagde summa cum laude voor beide richtingen met een master op zijn tweeëntwintigste jaar.
‘Dus een scherp en pijnlijk verlies op je vijfde jaar maar verder leven als een geliefd en getalenteerd kind, zowel in geestelijk als in materieel opzicht.’ mijmerde John, ‘Zeg me, hield je veel van je ouders?’
‘Enorm!’ zei Anthony, ‘Maar dat is gekleurd door dat grote verlies, waardoor ik het beeld van mijn vader aan de ene kant geïdealiseerd heb en aan de andere kant nog steeds de pijn voel van zijn afwezigheid. Zijn lichaam is nooit gevonden, hè? Dat is extra pijnlijk.’
‘En je moeder?’
‘Ja, daar kom ik nu op. En met haar komen de details.’
Denise Márquez was op haar twee en twintigste jaar in één klap verliefd geworden op de vijf jaar oudere Rory McIntyre, die in 1983 op handelsreis in Portugal was voor zijn onderneming McIntyre Ltd. Hij had een paar dagen vrij genomen en was naar het stadje gekomen waar zij haar leven lang woonde. Hij werd verliefd op het stadje en op haar.
Om haar te plagen haalde hij soms opzettelijk beide namen door elkaar en zei dat zij de stadsengel was, maar ook de zijne.
Zij was in het stadje opgegroeid, maar had van jongs af aan haar zinnen gezet op een bestaan buiten deze oude muren. Ze voelde dat zij in een groter en wijder perspectief thuishoorde.
Ze was lang van stuk voor een Portugese. Ze had kroezende, donkere haren en een nadenkend gezicht met heldere levendige ogen. Van haar erfde Anthony zijn gevoel voor cultuur, haar kunstzinnigheid en haar wat nerveus besnaarde intelligentie. Op een leeftijd waarop de meeste van haar vriendinnen met de jongens uitgingen las zij veel en musiceerde op haar cello.
Als ze met haar alleen-zijn geplaagd werd lachte ze daarom. Ze zei dat zij de man van haar leven heus wel zou ontmoeten. Als dat gebeurde zou dat voorgoed zijn.
En zo gebeurde het ook.
Rory dus.
Hij kwam haar tegen op straat en vroeg naar de weg. Zij antwoordde in perfect Engels, waarover hij zich verwonderde. Even later waren ze in een gesprek dat pas ophield toen hij jaren later zelf ophield te bestaan.
Ze was bij hun eerste ontmoeting al een zeer ontwikkeld persoon.
Denise was na haar schooltijd naar het verre Lissabon getrokken en had daarmee haar wens de wereld in te gaan verwezenlijkt. Vanuit de bergen kwam ze op haar negentiende jaar aan in de havenstad. Eindelijk rook ze de zeelucht van de Atlantische Oceaan. Tot verbijstering van haar familie die een praktische beroepskeuze had verwacht schreef ze zich in voor filosofie bij de Universidade de Lisboa. Tegelijk werd ze toegelaten aan het Conservatorio de Lisboa om daar hoofdvak cello te studeren. Daarnaast werkte ze als serveerster om de studies en haar onderkomen te kunnen bekostigen.
Ze was - naar ze Anthony toevertrouwde wanneer ze hem over haar studietijd vertelde- in feite dag en nacht bezig.
Om haar heen gingen haar leeftijdgenoten uit en vermaakten zich. Zij verdiepte zich in haar studies en oefeningen. Ze was gezien en erg gewaardeerd door haar leraren. Haar familie begreep niets van wat ze deed maar was wel trots op haar.
Als ze thuiskwam wist ze ook niet goed te vertellen wat ze allemaal in de grote wereld meemaakte en waaraan zij werkte. Vanuit hun beperkte innerlijke en uiterlijke horizon konden ze haar daarin niet volgen. Maar wanneer ze haar cello uitpakte en voor hen speelde werden ze geraakt door de schoonheid van haar spel en waren ze samen. De filosofie had haar geest gescherpt maar juist daardoor uitte ze zich zachter en vriendelijker dan vroeger als jong, energiek en vaak ongeduldig meisje.
Ze was een aantrekkelijke vrouw geworden. Ook daardoor liet ze zich niet afleiden.
’Ik heb in feite zeven jaar studie in drie jaar geperst! Ik wist niet waarom ik het deed maar ik deed het gewoon.’
Zo vertelde ze het aan haar zoon.
Toen ze Rory ontmoette had ze deze drie jaar net achter zich. Ze had het toenmalige equivalent van een Bachelor op zak. Ze was zich op een Master aan het oriënteren. Ze had studiebeurzen gewonnen en bereidde zich ondertussen voor op haar muziekexamens.
De vraag wat ze eigenlijk met haar studies van plan was te doen heeft haar naar eigen zeggen nooit één seconde beziggehouden.
‘Tja, je hebt van die mensen,’ lachte ze dan, ‘en ik ben daar dus kennelijk één van.’
En nadat Rory haar aangesproken had, en zij met hem in gesprek was gekomen en zijn taal in alle opzichten perfect sprak, maakte ze de grote keuze van haar leven. Ze koos hém. Ze verbijsterde opnieuw haar hele omgeving door in één keer helemaal voor deze man te gaan en al het andere als een baksteen te laten vallen.
Ze beantwoordde hun vragen en opmerkingen vanuit haar humor.
‘Nou, nou’ zei ze, ‘Doe ik nu eindelijk eens wat iedereen altijd van mij verwacht had! Ik heb mijn man gevonden. Goed, hij is niet van hier maar hij is een goede partij. We houden van elkaar en that’s it. Heeft iemand een probleem hiermee?’
Ze zei later dat ze in die tijd ontdekte dat ze steeds naar de wijdte van de wereld had gezocht en dat hij die nu naar haar toebracht. De wijdte leefde in zijn rustige maar geconcentreerde grijze ogen. De wijde wereld was voor haar voelbaar in elke aanraking van zijn handen op haar huid. Ze spraken ook over zijn zaken. Ze zoog de daarmee verbonden kwesties in zich op. Tot haar verwondering zei hij dat hij veel van haar leerde.
Haar inbreng bleek vooral helderheid en verdieping te zijn. Dit was haar huwelijksgeschenk aan hem. En zij ervoer op lichamelijke manier, vanuit haar baarmoeder, zoals ze het een keer in een gesprek met iemand uitdrukte en waarbij Anthony als jongen aanwezig was geweest, hoe de intensieve studies over het denken van de mens en het eindeloze oefenen met de warme vibrerende klankkast van de cello haar lichaam en haar ziel hadden gevormd en gebeiteld zonder dat daarmee ooit een speciale beroepswens verbonden was geweest.
Met dit oerinstinct besefte zij dat ze haar roeping gevonden had en niet meer studeren of op reis hoefde om die te ontdekken of daaraan verder te schaven. Dat zou het leven nu op andere manieren gaan doen. En dat was goed zo.
Rory kocht één van de huizen in het stadje nabij de stadspoort met een mooi gelegen diepe tuin en ze trouwden.
‘Nou eh.. en zo..,’ zei Anthony met een haast verontschuldigend lachje, ‘.. zo werd ik dus een jaar later geboren.’
’Dus Rory en jij waren haar roeping?’
’Ja en nee,’ zei hij. ‘Denise is wel Denise, hè? Mijn moeder laat zich niet zomaar even karakteriseren. Luister maar verder.’
’Je houdt van haar.’
’Ik hou van haar.’ zei hij.
’Ze leeft nog?’
’O ja, ze leeft nog. Ze is nu zesenvijftig jaar oud. Ze was drieëntwintig toen ze mij kreeg.’
’Maar ze is niet hier?’
’Ze is niet hier.’
‘Mag ik hier even aanhaken?’ vroeg Francesca, ‘Kijk, een mens als Anthony kun je niet begrijpen zonder zijn moeder. Ik weet tegelijk dat ik hiermee een waarheid als een koe uitspreek en dat dat eigenlijk voor iedereen geldt maar eh… voor Anthony geldt die geloof ik heel erg. Klopt het, Tonio?’
En ze sloeg even een stevige arm om haar man heen, die instemmend knikte.
’Ja,’ zei hij, ‘Zie je, ik heb eigenlijk alles geleerd van mijn moeder. Ik denk dat ze daar erg goed in was. En het lot heeft dat nog eens versterkt. Ik merkte het toen ik in Engeland was en daar ging studeren: dat zij mij de wezenlijke dingen al leerde toen ik kind was.
Met mijn vader was dat anders. Ik heb herinneringen aan hem. En wat mijn moeder vanuit haar liefde over hem vertelde, heb ik net zo gevoeld. Mijn vader? Hij róók gewoon naar de wijde wereld, leek het. Het was heerlijk bij hem op schoot te kruipen, die geur in te snuiven en hem horen vertellen. Maar hij was geen leraar en eigenlijk ook niet een opvoeder. Wel was hij de basis van ons familienestje. En dat bleef hij op zijn manier, ook toen hij er eigenlijk niet meer was. Tot op vandaag voel ik hem zo. Maar mijn moeder? Tja...’
Hij lachte.
‘Mijn moeder is helemaal, wat ze uit zichzelf heeft gemaakt! Je weet nu één en ander over haar: Twee opleidingen van elk zeven jaren in drie jaar persen. Er helemaal voor gaan. Ze is een universiteit en een muziekhogeschool tegelijk. En daarin leeft ook nog eens haar temperament en liefde.
In mijn kinderjaren verpakte ze haar talenten nog in huiselijke vormen. Ze genoot daar van. Ze schonk en deed dat door middel van de bloemen in de tuin, de koekjes en de broden uit de oven, de meubels en de geuren in het huis, die ik in- en uitademde. Maar zodra ik zover was begon ze me op allerlei manieren verder te vormen. Ze vond educatie heel belangrijk. Niet omdat ze die zelf niet gehad had, maar juist omdat ze die had veroverd, en dus de waarde ervan kende. Mijn moeder doet alles vanuit haar innerlijke rijkdom.’
‘Wat een persoonlijkheid, Anthony!’ zei John getroffen, ‘Je hebt echt een bijzondere moeder. Maar ik begreep daarnet al iets. Dat ze hier niet is. Waar is ze dan nu?’
’John, het verhaal gaat natuurlijk verder. Weet je, een mens als Denise Márquez- McIntyre, of Denise Macintão zoals de Portugezen haar zijn gaan noemen, kan dan wel onder invloed van de grote liefde op haar tweeëntwintigste jaar zeggen dat ze haar uiteindelijke bestemming gevonden heeft. Maar het leven loopt vaak anders, zoals ook zij pijnlijk ondervonden heeft. Mijn moeder moest natuurlijk met al haar talenten uiteindelijk toch weer de wijde wereld in, om daaruit aan anderen te schenken. En zo is het ook gebeurd.’
‘Wat is ze gaan doen?’
‘Mijn schoonmoeder is naar Brazilië vertrokken,’ zei Francesca, ‘Ze leert daar nu arme kansloze mensen in de favela's filosofie, vanuit een soort volksuniversiteit. Vooral vrouwen, schijnt het, maar ook jonge mannen. Ze is er heel druk mee. Ze musiceert daar ook en is helemaal op haar plek.’
’Hebben jullie contact?’
’O ja,’ zei Anthony, ‘we hebben regelmatig contact op allerlei communicatiemanieren.’
‘Weet ze dat je ziek bent?’
‘Natuurlijk weet ze dat. Het raakt haar natuurlijk. Ze is erg bezorgd. maar er is ook nog een diepere laag in haarzelf. Die wordt mee getriggerd. Ik zou het haar zo graag willen besparen, maar dat gaat natuurlijk niet Laat ik het het lot van de weduwe noemen. Met al haar uitstraling vind ik haar een typische weduwe. Rory's energie, maar ook het gemis blijft altijd op de achtergrond van haar ziel aanwezig. En door mijn ziekte, haar enige zoon die in gevaar is, gaat iets van de pijn volgens mij meer schrijnen. Ik ben me daarvan bewust. En daarom ben ik ook bezorgd om haar. Dat komt door die diepere laag.’
John keek hem onderzoekend aan.
’Ik kan, op basis van wat je vertelt, dat wel een beetje vermoeden. Maar het is denk ik beter als je me hierover meer vertelt,’ zei hij, ‘Wat is dan volgens jou die diepere laag?’
‘You know what? I really like you.’ zei Francesca.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
WOENSDAG 21 JUNI



