JOHN SLENTERDE OVER straat, toen hij Anthony tegenkwam. Deze droeg een mand met witte en rode rozen.
‘Dag Anthony!’
‘Hi John! Is alles naar wens? Hebben jullie een fijne tijd hier?’
‘Heel fijn. Wat een prachtig festival! Wat heb je trouwens mooie rozen bij je!’
Anthony hield de mand schuin en een beetje hoger.
‘Tegen de stadmuur een eindje van ons huis hebben we een klein stukje grond. Daar komen ze vandaan.’ zei hij, ‘Ik vind ze overweldigend mooi. Ze groeien en bloeien maar! Ze doen het daar beter dan in onze eigen tuin. Ik loop er vaak heen en pluk ervan. Doe je Sheila de groeten van me?’
‘Anthony, ken jij de namen van alle gasten hier?’
Hij glimlachte naar John.
‘Ja, ik ben wel zo iemand, geloof ik. Ik hoef er geen moeite voor te doen. Maar ik vind het ook leuk. Nou, dag dan maar weer!’
En hij liep verder.
John bleef staan. Hij keek de gestalte van Anthony na die om de hoek verdween met zijn rozen. Ineens zag hij hetzelfde nog een keer. Maar nu op een andere manier: tegelijk volkomen irrationeel en glashelder.
En hij wist wat er aan de hand was. Hij had zomaar antwoord gekregen, zonder er naar op zoek te zijn. Maar dat was niet waar, wist hij. Want hij was wel degelijk op zoek geweest.
Hij liep naar een espressobar en nam een dubbele espresso. Mijmerend zat hij aan zijn tafeltje buiten en keek naar de voorbijgangers. Ondertussen voerde hij een geluidloos zelfgesprek. Het ging ongeveer zo:
Rode en witte rozen. Of eigenlijk witte en rode. Want het waren veel witte en maar een paar rode Het is volstrekt irrationeel, maar deze man heeft mij in feite laten zien wat er aan de hand is. En dat zonder er erg in te hebben. Hij heeft veel wit en weinig rood. Als ik er teveel over ga nadenken ga ik het idioot vinden. Dus moet ik dat beter niet doen. Gewoon intuïtie volgen en daarop vertrouwen. Erop doorvragen dus.
Wat is er wit en rood tegelijk in de mens? Wat hoort daar in balans te zijn maar kan uit balans raken?
Juist. Het bloed. Uiterlijk is het rood. Maar onder de microscoop blijkt het rood én wit. Jammer voor zijn prachtige rozen, maar de balans is zoek. Er is te veel wit. Hij heeft een ziekte in het bloed, een bloedziekte dus. Maar welke ziekte dan? Een wit-ziekte. Bestaat die? Wat zou dat in 's hemelsnaam kunnen zijn? Oh wacht eens? Natuurlijk! Heftig. Hij heeft leukemie. Betekent letterlijk: ziekte van het witte bloed. Ehh…huh, wat? Wat zit ik hier eigenlijk te bazelen? Dit kan ik toch helemaal niet weten? Dit is het toppunt van zweverige, kwakzalverige diagnostiek! Echt idioot. Maar ja, dat kan allemaal wel zo zijn, maar ik weet al dat het toch klopt. Ik zie iets aan hem dat ik niet goed kan benoemen. De bos rozen zegt het me. Ik begrijp daar niets van, maar weet dat het waar is. En weet je wat? Ik kan het hem toch zelf vragen? Dan zegt hij waarschijnlijk dat dat zo is. Of hij wordt kwaad en zegt: waar bemoei je je mee? En wat heeft hij er eigenlijk aan? Maar dat zei Sheila al. Dat is het spannende. Wat doe ik hiermee?
Toch had hij al een antwoord en een diagnose. Hij voelde het gewicht van wat hij zojuist ontvangen had, gemengd met dat gevoel van radeloosheid.
Wat moet ik hier mee? dacht hij.
Hij wist het niet.
Maar, probeerde hij zichzelf voor te houden, als ik nu rustig blijf en niet innerlijk op hol sla zal dat wel duidelijk worden. Ik heb inmiddels van het leven geleerd dat je iedere vraag kan stellen en dat er dan antwoorden komen. Die kunnen verrassend uitpakken. En soms leidt het ene naar het volgende.
Dit hielp een klein beetje. Vreemd genoeg was daarmee de kous voorlopig af. Hij had het gevoel even vrij te zijn. Heel even, besefte hij, en nu niet meteen met Sheila delen. Even laten bezinken.
Één vraag wurmde zich toch met enige kracht bij hem naar binnen. Kous niet helemaal af dus. Wat is de waarde van een goede diagnose?
Hij wist dat hij over deze vraag met van allerlei terzake kundige mensen in zijn directe omgeving van gedachten zou kunnen wisselen. Met zijn dochter Paola. Met Andrès. Met Sheila. Maar dat zou meer over het algemene ervan gaan. Terwijl de eigenlijke waarde van deze diagnose voor hem al zonneklaar was. Alleen kwam het al bekende probleem weer om de hoek kijken.
Hoe deel je zo’n absurde, ongevraagd gestelde diagnose met de persoon die dat betreft? Deze heftige diagnose delen met Anthony dus. Terwijl ik ervan uitga dat die man allang ervoor in behandeling is. Maar waarom krijg ik dan van die malle dromen en ingevingen?
Het hele palet aan morele bezwaren kwam bij hem omhoog. Allemaal schenen ze te zeggen dat delen met Anthony geen goed idee waas.
Bingo! dacht hij, Dat is dus de vraag. Doe ik het? Doe ik het niet? Zo ja, hoe, en vooral waarom? Wat is de impact? Enzovoorts. Het is dus geen medische maar een morele kwestie. En dit pad is glibberig. Ik ben er ook bang voor. En dat zegt me eigenlijk genoeg. Want daaruit komt een vraag aan mijzelf: hoe word ik een echte ridder? Maar waarom zou ik in ‘s hemelsnaam ridder willen zijn? Een ridder is iemand die mensen in nood helpt. Maar ik ben hier alleen maar op vakantie! Dus waar bemoei ik me mee? Sheila zegt: omdat ik The John ben. Okay. De cirkel is rond. Maar deze John komt niet echt verder.
Hij besloot deze vragen de tijd te geven. Hij stond op en liep door de straten terug naar de hotelkamer. Onderweg passeerde hij daarbij de vrouw met de krullende grijze haren die naar boven liep.
Hij herkende haar uit zijn droom. Ze groette hem kort maar heel vriendelijk.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
DINSDAG 20 JUNI
Zoektocht in een doolhof



