HIJ LIEP DOOR het grote oranje gordijn. Hoewel hij vertrouwd was met het werk van Christo was hij direct geraakt door de magie van drempelovergang.
Het was alsof hij uit de vertrouwde ruimte liep en een volstrekt andere ruimte betrad: tegelijk binnenruimte en open lucht. Paradoxaal dus. Het was ook alsof hij uit zijn eigen tijd in een andere tijd stapte. Deze kon, net als in de gangbare science fiction fantasy net zo goed ver in de toekomst als in een oeroud verleden liggen. Want de vormen en klankelementen die hem tegemoetkwamen waren volstrekt tijdloos.
Direct innerlijke tegenspraak van het weldadige soort. Uit je eigen ruimte en tijd met al haar besognes te stappen en meteen intens verbonden raken met de omgeving. Dus eigenlijk precies landen in een wereld die alleen uit hier en nu bestond. Duizend jaar geleden of duizend jaar in de toekomst hadden daar geen betekenis. Hier is hier en nu is nu.
Het tijdloze werd versterkt door de visuele afwezigheid van techniek, hoewel hij met zijn verstand wist dat deze plek er in feite bol van stond. Knap gedaan..
Alsof hij door de tijd gereisd was. Het was ook hier laat in de ochtend. Hierboven was het in de wereld die hij kende om deze tijd meestal warm. Hier had de wind vrij spel en bracht verkoeling Op de golven van een uit west aanwaaiende luchtstroom zongen, zuchtten en huilden geribbelde plastic slangen van een groot windorgel. Ze dansten met de wind en speelden mee. Soms draaiden ze er vandaan Hun kleuren waren fel groen, blauw, geel en rood en wervelden dooreen. Ze contrasteerden met de steady zachte, bleekblauwe hemelachtergrond. Water murmelde door bekkens die de klank en zelfs de geur ervan op natuurlijke manier versterkten en het stromen tot ritmisch pulseren brachten. Aan hoge, onzichtbare draden hingen klinkende klokken, hol zuchtende buizen en tinkelende glaslichamen. Hun geluiden plantten zich in de wijde omgeving voort, als pasgeboren nakomelingen van de grote adem van de westenwind.
Lytara stond stil naast een murmelend waterbekken. Hij wilde op haar aflopen en haar begroeten. Maar zij antwoordde met een gebaar naar een lege plaats in de klankkring. Het was uitnodigend maar tegelijk wees ze hem bevelend zijn plaats. Hij begreep dat op dit moment alles woordeloos moest blijven en dat ook gewoon sociaal verkeer er het zwijgen toe moest doen. Hij was vlak voor het begin gearriveerd. In de kring stonden al negen mensen. De tiende plaats was voor hem.
Sommige deelnemers kende hij oppervlakkig, anderen beter, en slechts een enkeling niet. McIntyre mensen: Jerome, Amanda, Peter, Felipe, Gwendolyn..
Lytara liep naar het midden. Ze groette in geluidloze pantomime-taal. Toen ze ieders volle aandacht had, beeldde ze uit hoe je luisterde en je armen daarbij uitbreidde. Hoe je luisterde en op de grond ging liggen. Hoe je luisterde en langs de buitenkant van de kring ging waardoor de klanksensatie telkens veranderde. Hoe je luisterde en stil in het midden zat.
Ze nodigde hen uit om mee te doen en leidde ze met handgebaren door de verschillende stadia heen. Bij de wijde rondgang langs de buitenkant liep ze voorop en dempte bij het passeren telkens één voor één een klankelement af. Het windorgel zweeg. Het water kwam tot rust. De klokken werden zachtjes neergelaten tot ze zwijgend op de bodem rustten. Andere elementen volgden. De stilte werd intensief. Tenslotte werden de grote oranje gordijnen weggetrokken. Door een of ander ingenieus mechanisme werden ze samengebonden en gezekerd, waardoor het wapperen en golven in een fade-out tot rust kwamen. Lytara stond even roerloos recht tussen twee smalle oranje coulissen en bracht haar handen naar haar oren in een luisterend gebaar.
Alsof ze daarmee een nieuwe poort opende kwamen ineens de geluiden in het bewustzijn die hier altijd al geweest waren. Hoog op de top van de berg de eeuwige zang van wind, vogels, het ruisen van halmen en het zoemen van insecten.
Hij kende de geluiden van deze plek, van kinds af aan al. Vandaag werden ze voor hem opnieuw geboren uit het zwijgen van de wind- en waterinstrumenten. Het verbaasde en ontroerde hem.
Zachtjes drong wat geroezemoes van beneden door, waar op dat moment andere activiteiten van het festival plaatsvonden. Maar het was ver weg, afkomstig uit een andere tijd en wereld.
Lytara wees op een lange, slanke tafel waarop muziekinstrumenten stonden uitgestald of in hun koffers lagen. Anthony herinnerde zich de uitnodiging voor deze workshop. Je eigen muziekinstrumenten en je stem meenemen, en vooral ook komen als je van jezelf meent dat je niet muzikaal bent. Ja, dat laatste had er ook gestaan.
Lytara liep naar de tafel, pakte een vioolkoffer op, maakte een uitnodigend gebaar en legde die behoedzaam weer terug. Ze deed hetzelfde met een paar andere instrumenten. Ze nam van de grond een uit donker hout vervaardigde djembé met witte touwen en trommelvel. Ze liep ermee naar één van de posities van de klankkring, bleef daar even staan, liep een positie verder en beeldde uit dat ze daar een ander instrument zocht maar niet vond. Ze maakte een schuine kruisbeweging voor haar keel en hief de handen uit elkaar in een geste van verontschuldiging. Vervolgens maakte ze van duim en wijsvinger van haar beide handen een cirkel en knikte bevestigend in een gebaar van toestemming. Je mocht alles en hoefde niets, begreep hij eruit.
Zelf had hij geen van zijn instrumenten bij zich. Viool en accordeon lagen thuis, vanuit een voornemen vandaag alleen te willen ontvangen. Even voelde hij aandrang naar beneden te hollen en ze toch nog even vlug te halen. Dan zou hij spelen zoals hij bij de opening van het festival en het poppenspel speelde. Hij zou direct de wereld om zich heen betoveren, dat wist hij. Hij bracht de drang tot zwijgen en nam plaats in de klankkring, zonder instrumenten. Vandaag niets dan hijzelf.
Deelnemers die hij meestal in werksetting vanuit McIntyre kende, liepen naar de tafel en keerden terug. Sommigen hadden overduidelijk hun eigen instrument gekozen waardoor hij verrassende ontdekkingen deed. Jerome die hij in het dagelijks leven kende als financial controller van de Europese activiteiten van het concern had uit een kleine koffer een zilver glanzende dwarsfluit gehaald en liep ermee naar de positie vlakbij het grote windorgel. Op de een of andere manier ontroerde dit hem en stemde hem dankbaar. Jerome werd voor hem hierdoor menselijker, unieker en kostbaarder.
Even later stonden ze allemaal in de grote kring, met en zonder instrument. De kring leek ondertussen herschikt, want er waren ineens twee lege plaatsen zichtbaar. Lytara liep even uit de kring en keerde terug, met een jade boedhha beeldje en een grote pluchen teddybeer die er niet al te snugger uitzag. Ze plaatste ze op de twee lege plekken. Eventjes golfde er gegiechel door de deelnemers. Ze begon de djembé te slaan, langzaam en nadrukkelijk, en liet het ritme vanzelf de ruimte verdichten. Ze begon na enige tijd daarbij te zingen, op één enkele toon die af en toe iets omhoog of omlaag ging maar verder strak bleef. Haar stem voegde zich op de slagen van de tijd. Weer die ervaring van dat tijdloze, het ongedateerde. Er was geen tekst. Het was puur klank maar haar stem maakte die mantrisch en geladen.
Ayaaya. Aaaya. Aaayyaaaaaha . Ha-aaaya. Ayaya. Ha’aa’aa.
Ze nodigde ze met bewegingen van haar vrije hand uit. Jerome voegde in met de dwarsfluit die hij hees en trillend liet opklinken. Na enige tijd hield Lytara op met zingen zodat alleen de fluit klonk. Ze liep naar het windorgel en stelde het weer in werking. Ze maakte uitnodigende gebaren naar de deelnemers en knikte aanmoedigend toen iemand de waterloop weer aanzette en het murmelen opnieuw begon.
Toen de klankruimte voldoende opgebouwd was trok ze zich eruit terug. Rustig legde ze haar djembé op de grond en liet het overige aan de deelnemers, die viool speelden, stiltes lieten ontstaan en opvulden, liederen zongen met vaste of onvaste stemmen in talen die al dan niet bestonden, en een grote cimbaal en Lytara’s djembé met overgave sloegen. Ze maakte aanzwengelende gebaren die werden opgevat als zoveel mogelijk klank op zoveel mogelijk manieren tegelijk maken en daarbij naar eigen inzicht in de kring rond te gaan en andere posities in te nemen.
Ze bleek een goede dirigente. Zonder woorden hield ze deze wereld bijeen, en belichaamde daarmee de intentie van dit festival alsof ze nooit anders had gedaan. Alle ruimte geven, faciliteren, iedereen tot eigen expressie brengen en toch tot een geheel maken. De jonge vrouw gaf ruimte, leiding en omhulling.
Het resultaat was een enthousiast aanzwellende kakofonie van geluid. Ze moedigde aan verder en verder te gaan. De bonte massa veranderde als vanzelf tot een steeds complexer geheel waarin het aanvankelijke geweld metamorfoseerde, doorzichtiger en ijler werd en waarin fijnere nuances een plek kregen. De muziekmakers werden steeds meer elkaars luisteraars, en boden elkaar toenemend ruimte. Het ketelkabaal van daarnet werd tot polyfone muziek en dansende choreografie.
Al die tijd sprak Lytara geen woord. Hij besefte dat deze vrouw het hele klankbeeld innerlijk droeg en daarmee een moederlijk archetype belichaamde, haar frêle, jonge gestalte ten spijt.
Hij gaf zichzelf eraan over. Hij voelde een enorm vertrouwen groeien, alsof alle weerstand in hem oploste. En ineens brak hij door alle directe waarneming heen en kwam uit bij wat die in essentie bij hem losmaakte. In de klankrijkdom op deze vreemde en toch voor hem zo vertrouwde plek op de berg voelde hij de immense rijkdom van de wereld en zijn liefde en dankbaarheid ervoor. Tegelijk voelde hij zichzelf daarbij almaar kleiner en kleiner worden en merkte hoe tegelijk zijn bewustzijn wijder en wijder werd.
Het werd een beeld als van verre bezien. Ergens in een kring van mensen hoog op de top van een berg stond een nietig figuurtje. Dat was hijzelf. En daar was ook het drama.
Vanuit deze weidsheid overviel hem stekende angst en een schroeiende pijn. Hij zag zichzelf als dat nietige figuurtje. Hij zag zijn lichaam. Hij realiseerde zich hoe vanuit dit ene stipje in de wereld alles, maar dan ook alles uitging wat hem in deze wereld staande hield. Tegelijk begon iets in hem te protesteren. Het wilde roepen dat dat niet waar was. Dat dat puntje daar helemaal niet zo belangrijk was. Dat hij dat niet echt was. Dat wat telde juist de overgave aan de wereld was. En daar ontstond een gesprek, als op de bühne van een theater. Er waren twee personages. Hijzelf en zijn angst discussieerden op de planken in hoeverre hij met dat kleine, nietige figuurtje onlosmakelijk verbonden was.
‘Je bent ziek,’ zei zijn Angst, ‘En daarom ga je deze wijde wereld verliezen.’
‘Niet waar!’ protesteerde hij - zijn Zelf- als antwoord daarop, ‘Dat klopt niet! De wijde wereld is waaraan ik me overgeef.’
’Jij geeft je helemaal niet over!’ zei Angst, ‘Wat een arrogantie, zeg. Dat denk je maar! Je houdt juist vast. En precies daardoor raak je alles kwijt!’
‘Dat wil ik niet!’ riep Zelf.
‘Nee, natuurlijk niet! Jij wilt altijd van alles. Maar dat is nou net géén overgave.’
‘Maar wat moet ik dan doen?’
‘Doen! Zie je wel? Jij bent helemaal verslaafd aan doen! Doen? Hou daar eens mee op. Don’t you see? It’s killing you!’
‘Is er eigenlijk wel een uitweg? Als ik doorga met doen ga ik dus dood. Maar als ik niets doe, ga ik ook dood. En wat laat ik dan na? Wat moet ik doen als ik niets moet doen? Zeg het me!’
Nu was Zelf bang geworden. Maar dat was hij al de hele tijd, realiseerde hij zich
Angst keek hem aan, ineens heel anders. Iets in zijn houding was veranderd. Ook de toon van de stem was milder.
‘Jij altijd met je doen… Zeg, Anthony? Ben je er nog wel? En ben je nog wel in jouw rol? Want nu doe jij heel bang. Maar jij was toch Zelf? En ik was toch Angst? Dus laten we nu niet ineens onze rollen verwisselen. Maar goed, je luistert tenminste naar me. Dat is al iets. Zal ik het je dan maar zeggen? Er is maar één ding, Anthony. Jij mag denken wat je wilt over dat stipje daar in de grote wereld: of jij dat zelf bent of dat je dat niet bent. Maar het is voor jou wel het middelpunt. En je hebt het daarmee te doen. Dus zorg ervoor. Laat je helpen. Maar nu echt!’
Het gesprek verstilde. Hij was verrast hoe Angst die met hem als een persoon gesproken had en hem eerst alleen maar banger had gemaakt met deze laatste woorden ineens veranderd was. Hij, of misschien wel zij, was bezorgd geworden, één en al concern. Er bleek zoveel liefde achter te zitten. Als mijn ouders, dacht hij. Ze waren voor hem ineens dichtbij. Zijn moeder, al was ze uiterlijk ver weg, op een ander continent. En ook zijn vader die allang niet meer leefde.
‘Helpen? Door wie dan?’ probeerde hij nog, een beetje in het luchtledige omdat Angst ondertussen opgelost was en dus niet meer op het toneel stond. Het antwoord kwam nu uit hem. Hij stond daar alleen op het toneel en wist het ineens.
Ze komen vanzelf. Als jij ze maar toelaat.
Het innerlijke gesprek, wat zich in zijn gedachten en gevoelens had afgespeeld was daarmee beëindigd. Toelaten dus.
Hij hoorde weer de geluiden. Hij luisterde naar de melodieuze klanken van de diepe altstem van één van de deelnemers die op dat moment zong en in duet leek te zijn met het murmelen van het water. Gwendolyn. Wat zingt ze mooi. Hij kreeg er tranen van in zijn ogen. Ik ben hier, dacht hij, Wat er ook gebeurt: in dit uur ben ik verbonden met wat hier is.
Hij was weer deelnemer in een klankworkshop.
Lytara nodigde iedereen uit om mee te doen met Gwen’s altstem. Na enige tijd stonden ze unisono in een ad-hoc koor te zingen. Lytara zette de windinstrumenten weer aan. Daarna nodigde ze de deelnemers uit om één voor één zwijgend de kring te verlaten. Het gezang werd langzaam ijler. Uiteindelijk stonden ze allemaal buiten de cirkel en waren luisteraars geworden. De klankkring bleef nog even gevuld met de achtergebleven windinstrumenten. Lytara bracht ook die één voor één tot zwijgen. Alleen geluiden van de omgeving bleven over. Tenslotte stond ze alleen in het midden in de kring, net als aan het begin. Ze boog en maakte met beide handen voor de borst een gebaar van dank aan de deelnemers en wuifde.
De workshop was ten einde.
Ze lachte. Ineens werd ze verlegen en kreeg een kleur. De betovering brak direct. De deelnemers begonnen voor haar te klappen. De gewone wereld was weer op haar plek. Mensen spraken opgewonden met Lytara als middelpunt van kleine wisselende groepjes.
Ik wil graag alleen zijn, dacht hij, maar ik wil haar ook bedanken. Ik wil haar zeggen dat het geweldig was en dat het een vervolg zal hebben. Ik moet nu weer even organisator zijn.
Hij wilde naar haar toelopen en dit zeggen. Ook hoe het hem zelf geraakt had en dat het een vervolg zou krijgen en dat hij zelf er even alleen mee moest zijn, omdat..omdat..
Lytara keek hem aan met stralende ogen. Hij wist ineens dat hij dit allemaal niet zou doen. Door zijn zichtbare ontroering had hij haar het grootst mogelijke compliment gemaakt. Het bleef bij de blikwisseling. Geheel in stijl met de hele worskhop was daarin verwoord waar het echt op aan kwam.
“Ik heb jou gezien. Dank je”
“Ik jou ook. Dank je.”
Organisatorisch was voor later. Hij liep naar beneden.
In de poppendokterspraktijk ziet hij Francesca zitten. Hij loopt bij haar naar binnen.
‘Wow,’ zegt ze, ‘Tonio, waar kom jij vandaan?’
‘Van die klankworkshop.’
Ze kijkt hem onderzoekend aan.
‘Kijk niet zo!’ protesteert hij.
‘Jawel,’ zegt ze. ‘ik kijk wel. En het is goed, my love. Je moet nu zeker alleen zijn?’
’Ja.’
‘Wat lief dat je me dat komt vertellen. Ik zie je dan straks.’
‘Ik ga rozen plukken.’
‘Doe dat, liefste!’
‘Voor jou.’
‘Ook voor jezelf, liefste. Doe dat maar. Ik hou van je.’
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:



