DENISE ZIT IN de auto tegenover John en Sheila. De limousine rijdt, met Silva weer achter het stuur. Ze sluit haar ogen. Even uit het directe contact.
Ze is blij voor Sheila. En ze heeft een nieuwe ontmoeting met Alicia in gedachten. Het is zo lang geleden. Hun vriendschap was verwaterd door haar eigen trouwen en later de afstand tussen twee continenten. Maar nu zou die weer kunnen opleven. Dat zal dan in Sevilla plaatsvinden, schat ze. Wanneer Alicia daar gesetteld is. En als John echt gaat doen waar we het over hadden. Want dan kan ik veel vaker vanuit Sao Paulo overwippen naar Europa.
Maar met grootmoeder worden van kleinkinderen wil het niet erg opschieten. Het ene probleem, Anthony’s ziekte, is nu geslecht. Maar het andere niet. En er hangt taboe omheen. Natuurlijk weet Denise dat haar zoon en schoondochter graag kinderen willen. Ze hebben het er echter niet over. Op een veelzeggende manier. De ontkenning druipt er vanaf, terwijl ze allebei zo graag met kinderen optrekken en dat ook doen. Alleen al die poppenpraktijk..
Geeft niet. Want Denise weet toch wel hoe het ligt. Geeft wel. Want het is verdrietig voor het stel. En het zou ze goed doen als ze de smart konden delen. Niet alleen met mensen van hun eigen generatie. Want daar komt gemakkelijk de jaloezie om de hoek kijken. Je gaat onbewust vergelijken: waarom bij hen wel en bij ons niet? Maar deze pijn met je moeder of schoonmoeder delen? Misschien ook niet. Met wie dan wél? En misschien is er ook wat aan te doen. Ook artsen-schoondochters kunnen zo hun blinde vlekken hebben. Wat zou het fijn zijn als er iemand was met afstand, en kennis, en met compassie, betrokkenheid en daadkracht. Een ideaal mens dus, tja, daar ga je naar verlangen in je onmacht.
Het echtpaar John en Sheila is op dit moment even ver weg voor haar. Innerlijk is ze helemaal bij haar zoon en schoondochter, en haar eigen onmacht. In feite is het een bede.
Denise worstelt met al haar overwegingen, zorgen, wensen en gevoelens en zoekt naar iets of iemand die zij niet zelf is, en die hen kan bijstaan. Een gebed dus, een innerlijke smeekbede om hulp.
Maar wie dan, en hoe dan? Ik weet niemand, en mijn man is er ook niet meer. Ik kan het niet met hem delen. Hij had soms van die plotselinge ideeën. Misschien kijkt hij wel recht in mijn hart, misschien op dit moment, maar ik weet dat soort dingen niet. Andere mensen weten dit soort dingen. Oh, ik moet niet zo smeken! Mijn grootste bede is toch eigenlijk verhoord? Ha, hoor mij toch weer: de intellectuele dame die alles totally under control heeft. Maar dat is dus niet zo. Laat ik nou toch blij zijn. Het was op leven en dood met mijn zoon. En kijk eens waar we nu staan? Wie had dat nou gedacht? Toch knaagt meteen de volgende kwestie. Die is stiller, maar ook schrijnend. En die is toch óók op leven en dood? Zouden er miskramen zijn geweest? Of komt gewoon geen conceptie tot stand? De grenzen van leven en dood omzomen toch beide kanten van ons leven? Iedere geboorte van een kind is ook een kwestie van leven en dood. Biologisch is het onzeker en gevaarlijk. Ha, en daar weet ik alles van! Het was me wat om mijn jongen te baren! Met hulp van Agnes. Rory was ook echt een steun. De bevalling en de pijn is echter de aardse kant van iets veel groters. Dat is de reusachtige overgang vanuit het eeuwige en tijdloze naar dit roerige leven op aarde. Niet huilen, Denise! Of nee, wat een onzin! Laat maar, laat maar komen. Och, wat zou zo’n klein wurmpje welkom zijn bij deze ouders. Bij mijn eigen kind Tonio en mijn schoondochter Cesca! Wat zouden ze blij zijn. En wat zouden zij hun kindje liefhebben!
De tranen stromen inmiddels uit haar ogen. Even is ze dankbaar om de zwarte voile van haar hoed, die ze meteen heeft laten zakken. Ineens is die praktisch en niet alleen voor de élégance. Want die helpt om het verdriet voor zichzelf te houden. Ze wil geen troost. Ze zoekt de volle omvang van het verdriet op. Juist nu de beklemming vaan Anthony’s ziekte geweken is. Nu heeft ze ruimte hiervoor. En al doet het pijn, ze kan het aan. Ze is een dappere pijnlijdster. Ze weet dat van zichzelf.
Wat Denise niet kon weten, was dat haar gebed, haar smeekbede op dit moment verhoord werd. Op die onwaarschijnlijk directe, on-magische maar uncanny precieze manier, zoals dat dan gaat. Op hetzelfde moment dat bij haar stilletjes tranen vloeien, daar in de limousine, zitten Agnes en Francesca op een van de terrasjes bij de Bungalow in de schaduw. Ze doen daar een aantal zaken, zoals zij het daadkrachtig omschrijven.
‘Om te beginnen wil ik jou graag medisch onderzoeken. En ja, Anthony ook maar meteen. Dat laatste is heel gemakkelijk. Wij zijn in Sevilla nogal goed in dit soort onderzoeken. Eigenlijk zijn we ook fertiliteitskliniek. De stellen weten ons goed te vinden, ook als we qua PR weinig aan de weg timmeren. Daardoor heb ik zelf zo mijn ervaring. Enfin, denk er maar over na.’
‘Graag, Agnes! Ik hoef er helemaal niet over na te denken.’
‘Dan doen we dat! Maar, mia cara,’ Agnes keek de jonge vrouw bijna streng aan, ‘niet kleiner maken dan het is, hè? Dit is net zo op leven en dood als de ziekte van je man is geweest. Alleen gaat het nu erom dat jij en jouw lichaam de poort kunnen zijn voor een mens die op aarde wil komen.’
‘Wat zeg je dat mooi..ik en mijn lichaam..’
De tranen drupten van de wangen van de sterke Francesca. Ze voelde zich nu al getroost door de woorden van de oude vroedvrouw.
Niemand had enig vermoeden van de ongelooflijke synergie van het moment. Want Agnes zei bijna hetzelfde wat op dat moment door Denise heen ging, ongeveer honderd kilometer westwaarts van hen. Over de poorten van het leven. En ook huilden schoonmoeder en schoondochter gelijktijdig. Twee dappere bijzonder sterke vrouwen die tranen vergieten omwille van ongeboren zielen die op aarde willen komen en soms zo hard naar de weg zoeken.
Agnes de pragmaat is op een andere manier verwant aan Francesca, de doener. Let’s fix what we can. En ze is wijs, door verdriet en door de jaren:
’Mooi!’ zei de vroedvrouw, ‘Dan hebben we dát alvast geregeld. En als er niet iets uitkomt kan ik je op z’n minst troosten. Omdat in zekere zin jouw verdriet ook het mijne is. Je weet dat nu van me. Mijn kindjes zijn degenen die ik ter wereld help, maar ik moet ze dan direct weer laten gaan. Francesca, maar jou help ik veel liever door de knoop heen. Ik hoop echt op jullie foto’s van tutti gli bambini, mia cara. Is dat een beetje correct Italiaans? Ik probeer maar wat, hoor..’
‘Dank je wel. Mille grazie, bedoel ik’ Francesca lachte door haar tranen heen.
Agnes’ getekende gezicht stond ineens mijmerend.
‘Francesca, ik wil me nergens mee bemoeien hoor. Maar ik hoor jou nooit over jouw ouders! Weten die ervan? Mag ik je daarnaar vragen. Waar zijn zij?’
Francesca zuchtte en haalde diep adem.
‘Mijn ouders. Killed in an aircrash, Agnes. Jaren geleden alweer. Allebei.’
‘Oh, wat erg!’
‘Verschrikkelijk. Want het was geen ongeluk. Herinner je je nog dat geval van die depressieve piloot? Die zijn passagiersvliegtuig tegen een berg in de Pyreneeën aanvloog en er zo een eind aan maakte?’
‘O God, nee!’
Francesca glimlachte bitter.
'De beste reactie die ik hier ooit op heb gekregen, Agnes! Inderdaad. Voor God was het nee. Maar voor mijn ouders was het ja. Zij zaten erin en stierven.’
‘O wat erg! Sorry, dat ik ernaar vroeg!’
‘Nee, integendeel. Dat is juist goed. Maar zie je? Het maakt dat ik op een bepaalde manier nogal eenzaam in de wereld sta. De generatielijnen zijn naar mijn gevoel in alle richtingen gebroken. En toen raakte mijn man ook nog eens in gevaar. Dat alles bij elkaar heeft me soms wat hard gemaakt. En mijn relatie met God is sindsdien zeer gespannen geworden, om het mild uit te drukken.’
‘Zijn je ouders er nog voor je? Ik bedoel, sta je innerlijk in contact met ze?’
Francesca slikte even.
’Ja, eigenlijk wel. Maar de pijn wordt daar niet minder van. Ze zijn niet hier. Net zomin als ons kindje.’
‘Je bent zo dapper, meisje. Maar ik gun jou zoveel meer dan dat!’
‘Dank je.’ snikte Francesca.
‘Mag ik toch nog business met je praten?’ vroeg Agnes behoedzaam na enige tijd. Een arm om de jonge vrouw heen leggen was niet gepast, vond ze.
‘Ja, heel graag zelfs.’ antwoordde Francesca en droogde haar tranen.
En dat deden ze vervolgens. Ze waren verder in gesprek gegaan. De business kwam hierop neer dat Agnes Francesca het vak wilde leren. Ze wilde haar helpen met al haar accreditaties, zowel in Spanje als in Portugal. Assistent-arts worden. Eerst in Sevilla, daarna in Lissabon. Agnes kon aan de benodigde touwtjes trekken. Ze zouden veel tijd samen hebben. Omdat Francesca in feite al arts was, en het alleen om accreditaties ging, zou het geheel zelfs part-time kunnen. Beide ziekenhuizenperioden in de verschillende landen. Natuurlijk, na elkaar, en met een kleine tussenpoos. Omdat je wel tijd nodig hebt om ergens in te groeien, en dan los te laten en hetzelfde in een andere cultuur te ervaren. In totaal waarschijnlijk ongeveer twee jaar, en ze zou allround inzetbaar zijn in beide landen.
‘Geweldig plan!’ zei Francesca, ‘waarbij ik natuurlijk ergens hoop dat deze planning op onpraktische wijze wordt doorkruist door een kindje op komst,’ zei Francesca.
‘Dat snap ik.’ beaamde Agnes, ‘Dat zou helemaal geweldig zijn! Maar misschien regelt het zich allemaal vanzelf. Je hebt natuurlijk een pied-à-terre nodig in Sevilla.’
‘Oh, maak je daarover geen zorgen! Ik heb een man met angstig veel company-power achter me. Ik ben heel bevoorrecht op dat punt! Anthony zal het trouwens geweldig vinden, net als ik, als wij een pied-à-terre in Sevilla zouden hebben.’
De oudere vrouw knikte.
‘Muy bien. En in Lissabon heb ik zelf nog wat. Iets dat ik niet gebruik maar tot nu toe heb aangehouden. Voor je-weet-maar-nooit. Voor het andere deel van jouw opleiding. Of voor mijn part als jullie gezinsuitbreiding krijgen en Lissabon je aantrekt. Ik zeg het maar. Het is een mooie plek. Ik doe je dus ook een praktisch aanbod.’
‘Agnes, je ontroert me zo. Alles verandert maar steeds, hè? Zeker na deze week. Het duizelt me. Dus nu hoor ik het maar aan. k kan er niet veel op zeggen, behalve dank je wel. En verder, we moeten maar zien. Ineens heb ik geloof ik weer een carrière. Die was een beetje ondergesneeuwd. ’
‘Hartje, zit ik de zaak nou niet heel erg te bekokstoven?’
‘Ja, ‘ zei Francesca, ‘natuurlijk zit je dat. Maar dat maakt je tot zo’n geweldige vroedvrouw en vrouwenarts. Geboortehulp. Op alle vlakken. En jij kan troosten. Ik ga op je voorstellen in. Ik laat me graag door je helpen. Dank je.’
‘En jij begrijpt ook mijn diepe, onzuivere psychologische drijfveren achter dit alles? Een leven lang met moeders werken en er zelf niet één zijn?’
‘Je bent er wél een!’ zei de jonge vrouw, ‘Ze kunnen allemaal een voorbeeld aan je nemen. En dat weet je. Maar ik doe het. Met jouw diepe, onzuivere psychologische drijfveren en al. Wat vind je van “onzuiver psychologisch drijfzand”? Dat klinkt pas lekker dramatisch!’
‘Je hebt me door, liefje. Terwijl dramatiek nou eigenlijk datgene is wat ik altijd zo goed verborgen houd.’
‘Maar kleurrijk ben je wel!’
‘Ja, dat ben ik. Daardoor houd ik het leven vol.’ gaf de oudere dokter toe, ‘Geen dochter hebben ben ik nog vergeten te noemen.’
’Agnes, ik mis mijn moeder vreselijk. En nu..ik weet niet… er is een soort match.’
’Je bent lief. En, cara Francesca?’ Agnes keek de jonge vrouw teder aan.
‘Si, Dokter Agnes?’
‘Op het gevaar af dat ik nu heel dichtbij kom: Jij bent zelf géén gebroken popje, hè? Jij bent heel.’
Daarnet was het gewoon maar huilen geweest. In zekere zin allemaal bekend terrein Maar nu barstte Francesca in woest snikken uit. Het kwam eruit. Frustratie van jaren, leek het wel. En waar kwam toch ineens al die liefde vandaan? Niet te bevatten. Het huilen duurde en duurde maar voort, als een Quadalquivir van tranen, zodat ze allebei stommelend een paar tafeltjes verder gingen zitten om buiten gehoorsafstand te komen. Want er zaten mensen aan andere tafeltjes en Francesca was hier een bekend persoon. Ze huilde en huilde. Toen ze een beetje tot bedaren was gekomen, waren haar ogen rood en gezwollen. Er kwam tenslotte een waterig bibberlachje, zoals de zon na een wolkbreuk voorzichtig weer een beetje doorbreekt.
‘Nu begrijp je me een stuk beter. Dank je wel voor je woorden, lieve Agnes. En het huilen doet me goed.’
‘Zal ik iets voor je halen?’ vroeg deze.
‘Het gaat alweer. Ik heb een beter idee. Wat vind je van een cigarillo?’
‘Oh, dat is heel lang geleden! Vroeger rookte ik. Eh.. wow. Ja, graag.’
En de twee vrouwen rookten op het terras. Het was haast ritueel. Alsof ze met de scherpe, pittige rookwolken hun bond op allerlei vlakken bezegelden.
Maar nu eerst mijn zoon, dacht Denise ondertussen, terwijl de limousine door het zonovergoten land reed. Vandaag is zijn dag. Laat ik me daarop concentreren.
‘Denise,’ vroeg John, die meer gezien had dan hij liet blijken, ‘Alles goed met je?’
‘Dank je John. Lief dat je vraagt. Ik was even met mijn gedachten bij mijn kinderen. Zijn we er al bijna?’
‘Nog twintig minuten,’ zei Silva.
’Obrigado, João.’
Aan de voordeur van de Bungalow stond Anthony ze op te wachten en begroette ze.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:



