‘ZEG, HOE HÉÉT dit landgoed eigenlijk? Sheila, is dat jou misschien verteld? Ben ik de enige aan tafel die het niet weet? Ik bedoel, dat is verder prima, hoor. Dat ben ik wel gewend: dat ik soms die rol heb.’
Hij zag uit een ooghoek hoe Denise een vreselijke pret had om die laatste opmerking van hem en heel ostentatief knikte.
‘Nee hoor,’ weersprak Alicia, ‘Je bent niet de enige. Als er een duidelijke naam zou zijn geweest, hadden we die natuurlijk verteld. Maar eh… je bent dus vrij Sheila. Je zou een naam kunnen verzinnen. Of heb je er misschien al één?’
‘Ja,’ zei Felipe, ‘heb je een idee, Sheila?’
Alle ogen richtten zich op haar. Ze zette haar glaasje neer en keek van de een naar de ander.
‘Ja,’ zei ze toen. ‘Eerlijk gezegd: dat heb ik. De vraag hield me ook al bezig en toen heb ik het landgoed uiteindelijk maar voor mezelf een naam gegeven. Voor mezelf dan hè? Ik heb het er ook niet met John over gehad.’
‘Zeg ons die naam dan.’ zei Felipe, ‘Alsjeblieft. Ik ben echt heel benieuwd.’
‘Ik hoop dat mijn Portugees goed genoeg is,’ zei ze, ‘en anders verbeteren jullie mij wel. Het landgoed heet bij mij Val da Mãe Ceres. Door de ligging, denk ik. En doordat het iets van overvloed uitstraalt. Vallei van moeder Ceres. Ik had eerst “vallei van moeder aarde”. Maar Ceres vind ik op de een of andere manier mooier. En ook meer passend. Maar ik weet niet goed waarom. Dus dat is de naam die ik er aan geef. Maar hoe heet dit landgoed echt? Heeft het echt geen naam?’
Broer en zus keken elkaar lang en aandachtig aan. Vervolgens vond een afstemming tussen hen plaats.
’Jij, broertje?’
‘Nee, hermana, jij natuurlijk!’
‘Zeker weten?
‘Toe nou maar.’
Alicia’s ogen waren volledig geconcentreerd op Sheila. Ze stonden diep ernstig en er glinsterde alweer iets vochtigs.
‘Si, si, ma preciosa. Jij bent dus echt mijn opvolger.’ zei ze langzaam, alsof ze een beetje naar haar woorden moest zoeken. ‘Of beter gezegd: die van dit land. Weet je, het zit zo. Het land zelf heeft inderdaad geen naam. Misschien wel gehad maar dat is niet meer te achterhalen. Het huis wel. Luister, dit is echt ongelooflijk. Je hebt op jouw bepaalde, ongrijpbare manier heel precies gekeken. Toen ik hier kwam wonen droeg dit huis een naam. Het land dus niet, en het huis wel. Het heette A Fazenda da Mãe Terra. Dus: “de boerderij van moeder aarde”. Maar dat heb jij nergens kunnen zien! En ik heb je dat ook niet verteld. Want die naam is in meteen onbruik geraakt.’
Ze giechelde even.
‘In plaats daarvan is het vrij snel simpelweg Lar Alicia, “huize Alicia” gaan heten in de streek. Niet door mij, hoor! Men noemde het na enige tijd gewoon zo. Misschien omdat het allang geen boerderij meer was. Ik heb me er niet tegen verzet. Het was geloof ik uit respect naar mij toe. Maar die boerderijnaam A Fazenda da Mãe Terra. Die was dus van daarvoor. En de naam heeft zelf óók weer een voorganger. Die stamt uit de negentiende eeuw. Of van nog eerder. En die luidde A Fazenda da Abundãncia, dus “de boerderij van overvloed.” Die vind je nog in sommige met de plek gerelateerde documenten. Dus overvloed, landbouw, en moeder aarde.’
‘En dus, Zjila,’ mengde Felipe zich in het gesprek. Don Felipe. Want hier aan tafel troonde de kleine man ineens in zijn volle aristocratische soevereiniteit, niettegenstaande korte broek, oranje mouwloos hemdje en slippers , ‘Wat jij zojuist hebt bedreven is een kunststuk, dat wij met recht reverse engineering mogen noemen. Zo, vinden jullie dat niet mooi modern omschreven? Maar ik vind het treffend. Ik zal het jullie allemaal uitleggen. Want jij hebt namelijk, nog voor je één schep hier in de grond hebt gestoken, iets van de oorspronkelijke fundamenten van het landgoed blootgelegd. Je hebt het huis het huis gelaten. Of het nou een boerderij is waar planten worden gekweekt of zoals de afgelopen decennia het welzijn van zielen door de bekwame hand van mijn zus. En jij hebt in plaats daarvan het land weer een naam gegeven. Maar nu komt het, lieve aanwezigen. Hou je vast. Alicia, vertel jij het of vertel ik het?’
‘Jij alsjeblieft!’ zei Alicia zonder aarzelen, ‘Jij was altijd al zo’n goede verteller. Ik ga achterover zitten en luisteren. Net als vroeger.’
‘Goed dan. Dan ga ik wat rekken en bouw spanning op. Maar ik kom straks to the point, hoor! Beste John, ik kom eerst even terug op mijn grapje van gisteren. Ik zei iets over de geweldige waarde van de ezels. Weet je nog? Nou, dat was dus geen geldwaarde. Ik speelde maar een beetje met jullie. Dat doe ik nu weer en maak er een raadspelletje van. Het gaat om iets bijzonders. Zeg, Zjila? Wat kijk jij ineens dromerig! Waar zit je aan te denken.’
‘Iets met die ezels dus.’ zei ze mijmerend.
‘Ja, dat heb je goed! Het raden is begonnen. Hoe jullie daar ook steeds weer op terug kwamen! Die beesten zelf hebben natuurlijk geen idee. En daar had ik jou, John, heel even beet. Maar het was ook waarheid. Ik zei iets over die ezels, en de plek waar ze staan. Weet je nog?’
‘Oh!’ riep John , ‘Ja! Dat de ezels niet los gezien konden worden van de plek waar ze op staan! En dat betrof volgens jou het hele landgoed.’
‘Nu komen we al dichterbij.’ zei Don Felipe, ‘Zal ik jullie nog verder plagen, of wil je direct de oplossing?’
‘Is die er dan?’ vroeg Sheila.
‘Ja, die is er. Geen rechtstreekse dwingende oplossing. Je moet er feeling voor hebben, zoals jullie Amerikanen zeggen. Het gaat dus om de ezels en waar ze staan.’
‘Nog een volgende clue’, onderbrak Alicia haar broer die aanmoedigend knikte, ‘Het landgoed is best groot. Waarom staan de ezels juist daar en niet ergens anders?’
‘Omdat jij of jullie ze daar natuurlijk hebben neergezet!’ zei John, ‘Een omheining maken en gras, lekkere distels, water dichtbij..’
Je vrouw heeft jou de plek goed beschreven!’ lachte Alicia, ‘Want jijzelf bent er nog nooit geweest.’
‘Wacht eens? Inderdaad, die plek..’ mijmerde Denise nu hardop, ‘Nu we het er zo over hebben, kan ik me die herinneren van vroeger. Toen waren daar ook al ezels. Ze stonden in de buurt van water. Was dat op dezelfde plek?’
‘Zo is het.’ zei Alicia, ‘Precies dezelfde plek. En wij hebben die plek nooit uitgekozen. We hebben geprobeerd ze een andere plek te geven. Ik bedoel, want écht handig is het niet om deze dieren, die je zorg en aandacht nodig hebben, zo ver van je huis te hebben. Maar weet je wat er dan gebeurde? Ze wilden niet. Ze braken door omheiningen heen. De volgende dag zag je ze dan weer staan, op de plek waar ze nu ook staan. Meerdere keren geprobeerd. Met verschillende locaties. Zonder succes. Altijd hetzelfde verhaal. En de ezels van nu doen hetzelfde als de ezels van toen.’
‘Dus,’ concludeerde Sheila, ‘voor ezels is het daar een bijzonder aantrekkelijke plek.’
‘Juist!’ zei Don Felipe, ‘En met dat gegeven speelde ik toen ik net deed alsof ik ze voor duur geld aan jullie verkopen wilde. Maar tussen alle onzin door klopt dat dus. Ze staan op een bijzondere plek.’
‘Wat voor plek is het dan?’ Sheila, John, Denise min of meer allemaal tegelijk.
‘Tja,’ zei Felipe, ‘dat is dus de grote vraag, hè? En dat wisten wij niet. En zeker niet vanuit ezel-perspectief. Dus we begrepen er niks van maar we wisten wel dat daar iets was. We moesten wel. Die beesten staan daar gewoon. Ze maken ook wel hun tochten hoor! Maar ze keren daar altijd weer terug. Nou Sheila, en toen kwam onze backwards engineering. Op dat deel van het terrein ontdekten we namelijk, na een paar jaar en bij toeval, half in de grond en half erboven een paar stenen. Ze waren wit van kleur en droegen vage sporen van bewerking.’
‘Wat voor sporen? (John)
’Wat voor bewerking?’ (Denise)
Sheila luisterde. (Met open mond.)
‘Ja, heel goed. Dat zijn precies de volgende vragen Nu zijn we helemaal in het juiste, trage tempo aangekomen. Een tempo dat past bij oude, eerbiedwaardige plekken. We hebben er dus archeologen bij gehaald. Die hebben om te beginnen het bovengrondse deel van deze stenen heel voorzichtig gereinigd. Met hun zachte borstels en kwasten en zo. Daardoor kwam de bewerking tevoorschijn. Op deze stenen werden gestileerde korenaren zichtbaar, die naar elkaar toe bogen. Een andere steen lag op zijn kant en stak nauwelijks meer boven de grond uit. Die werd voorzichtig uitgegraven en rechtop gezet. Daarop verschenen na het reinigen dezelfde korenaren. En in het midden een kosmisch symbool van een liggende maansikkel op een kruis.’
John hield het niet meer.
‘Maar…maar dat symbool ken ik!’ onderbrak hij Felipe opgewonden, ‘Hoe kan dat nou toch weer? Dat is het astronomische of astrologische symbool van Ceres! Van Demeter. Van de godin van het vruchtbare land en van de overvloed. Ook van de natuurlijke cyclus van leven en dood, de seizoenen, van lente, zomer, herfst en winter. En oh oh, mensen toch! Oh Sheila, jij toch! Je komt met een naam, die.. weet je? Jij bent dus écht de She-Ila. Dit is matriarchale, archetypische wijsheid, wow! Oh sorry, folks, draaf ik weer een beetje door? Ik word hier zo enthousiast van!’
Ze moesten allemaal lachen. John zelf ook. Het lachen bracht in dit toch al zonnige samenzijn extra glans. Alsof iets bevrijd werd dat heel groot en machtig was. Iets waarvan je niet van tevoren kon weten dat er iets te bevrijden viel. Maar eenmaal bevrijd wist je dat het lag te wachten, juist daarop. En van de juiste naam voorzien worden, benoemd en gekend worden.
Don Felipe wachtte tot het lachen voorbij was en de ogen zich weer op hem richtten.
’Dat bleek inderdaad de oplossing van het raadsel!’ zei hij, ‘We hebben er nog een legertje enthousiaste archeologen bij gehad. Die hebben het bevestigd. Deze stenen zijn uit de Romeinse tijd afkomstig. Later zijn er nog dieper gelegen, oudere stenen aangetroffen. Niet dat die stenen zélf ouder waren natuurlijk! Want dat is geologisch apekool. De bewerkingen waren ouder. En de tekeningen op die zeer oude stenen duidden op prehistorische tijden en leken in dezelfde traditie te staan. Of andersom natuurlijk. Je moet andersom denken. Want die waren er eerst, en toen kwamen de andere. Backwards engineering is soms een beetje verwarrend. Maar de Romeinen deden dat dus ook. Voortbouwen op oeroude traditie.’
Hij lachte en nam een grote slok water uit zijn glas en daarna nog een klein nipje van het laatste bodempje brandewijn uit zijn kristallen glaasje.
‘Die archeologen dus. Ontzettend kundige en enthousiaste mensen. Universiteit van Lissabon. Ze hebben ons uitgelegd dat je nou ook weer niet moet denken dat dit zo zeldzaam is. Er zijn heel veel landgoederen met oude geschiedenis waar je dit soort sporen vindt. Logisch, in zo’n landelijk en vruchtbaar gebied. De sporen bij ons zijn weliswaar niet erg spectaculair om te zien, maar die zijn in vergelijking wel heel erg oud. Kortom, Sheila, die ezels grazen op een plek waar door vele millennia heen een plaats van verering moet zijn geweest voor de godin die de Romeinen Ceres noemden, de Grieken Demeter. Hoe ze haar in de prehistorie noemden weten we niet. Want daarvoor is het prehistorie: dat daar dus geen geschriften of inscripties van zijn en ook geen overleveringen. Zo, nou weet je het. Daarom waren Alicia en ik daarnet eh…. een beetje heel erg onder de indruk toen jij met die naam Vale da Mãe Ceres kwam. Want die naam klopt dus. You did it. Ik heb jou woensdag in mijn bootje al meegemaakt en ik zou eigenlijk willen zeggen: You did it again!’
Sheila was heel stil. Ze zocht even contact met John, die de spanning bereidwillig voor haar brak.
‘Oops’ zei deze, ‘Yeah, well, that’s my wife.’
’Thank you, tiger’ giechelde ze, ‘het is erg flauw van je om met dat nummer van Britney Spears aan te komen, maar het helpt me wel. Want dit is eigenlijk teveel om te bevatten.’
Sheila stond op en liep door het keukenvertrek. Ze keek door het raam naar buiten, de lichte wereld in, met de plataanbladeren van het terras en daarachter de geelgroene weiden en in de verte… de ezels. Als grijze stipjes, een beetje trillend in de vervormingen door de opstijgende warme lucht van de middag, daardoor soms wel soms niet zichtbaar. Ze keek dromerig en aandachtig tegelijk.
‘Daar staan ze toch?’
‘Ja, daar staan ze. Dat is hun plek.’ zei Alicia.
‘Vale da Mãe Ceres.’ zei ze peinzend.
‘Ja,’ zei Don Felipe, ‘In mijn bootje heb je je al als een waardig opvolger laten zien. Met jouw fruitmesje en ons jouw zelfgemaakte lied laten zingen en de vijgen die je opensneed. Dat is dus de naam van het land. Vanaf nu dan. Maar Sheila, eigenlijk dus al vanaf altijd.’
‘En de ezels?’ vroeg John, ‘wat weten die dan? Wat voelen die?’
‘Dat is en blijft het grote raadsel der dieren.’ zei Felipe, ‘Er zal zoveel achter zitten, wat wij totaal niet begrijpen maar er wel is. Het maakt je bescheiden, vind je niet? We zijn maar mensen. En zij zijn loepzuiver in hun instincten of hoe je die ook noemen wilt.’
‘Kunnen we erheen?’ vroeg Sheila, ‘Nu?’
‘Lieve Sheila,’ zei Alicia, ‘Waarom vraag je? Wen er nou maar aan. Je bent Dona Sheila geworden. Jij bepaalt. Eh….Felipe, iets Portugezer misschien?’
‘A Dona Jila?’ stelde Felipe voor.
‘A Dona Jila!’ Alicia knikte verheugd en zag dat Sheila dat ook deed, ‘Dat klinkt op z’n Portugees treffender dan in het Spaans! Dus, dona Jila, als jij voorstelt dat we daar nu heen gaan..’
‘Dan gaan wij er dus heen!’ zei Denise met haar stralende glimlach, ‘Fijn! Let’s go! Ik trek even mijn wandelschoenen aan. Mag ik mijn hakjes hier in de keuken laten?’
‘Ik heb ook strooien hoeden in alle soorten en maten.’ zei Alicia, ‘Oh, sorry, ik bedoel: jij hebt die, Sheila, eh..Dona Jila, sorry. Ik ben helemaal in de war van de opwinding. Ook de hoeden zijn nu van jou want ze horen gewoon bij de inventaris. Net als heel veel meubelen, maar dat komt allemaal later. Dus jouw strooien hoeden. Ik moet wennen. Die hoeden heb je op dit tijdstip echt nodig. Ze liggen op het terras. Direct links, als je buiten komt.
‘Kom!’ zei Sheila, ‘Erheen! Via het terras!’
‘Wat bent u toch knap, Sheila!’ zei Rocio nu, die tijdens dit tafelgesprek niets gezegd had maar het met grote belangstelling gevolgd had, ‘Val da Mãe Ceres. Wat prachtig! Ik zou het willen dansen. Hoe bent u toch daarop gekomen?’
‘Rocio, jij bent pas knap. Maar dank je wel’ zei Sheila met een glimlach naar de jonge vrouw. ‘Ga je ook mee?’
‘Ik heb daar als kind gespeeld,’ zei Rocio, ‘en eh..’
Ze aarzelde.
’Zeg het maar, kindje!’ zei haar grootvader, ‘Als het tenminste is wat ik denk dat je wilt vertellen.’
‘…. eh, ik heb daar als kind gedanst tussen de bomen en de ezels.’
‘En daarvan hangt een mooie zwartwit foto op de eerste verdieping,’ zei Alicia, ‘Ik zag je, sloop erheen en ging op foto-safari. Straks even kijken, liefje, en misschien meenemen, als je ze nog niet hebt.’
‘Een afdruk graag,’ zei Rocio, ‘Maar als die foto hier is en ik er niet al te verschrikkelijk opsta, hoort die bij het huis, vind ik. Tenminste Sheila, het is natuurlijk niet mijn zaak, maar door wat ik nu weet.. wat een plek!’
‘Jij was acht,’ zei Alicia. ‘Ik herinner me die logeerpartij goed. Maar kom, voor we in onze familieherinneringen verzinken. Denise, heb je inmiddels je schoenen al aan?’
‘Nu wel,’ grijnsde deze, ‘Ik ben er helemaal klaar voor.’
Ze liepen allemaal naar buiten onder de platanen door. Even later waren ze uitgedost met nogal vreemdsoortige, grote strooien hoeden die soms wel en soms net niet pasten en daardoor soms van hoofden gleden en weer van de grond moesten opgeraapt.
Verwonderd zijn ze door de weiden gelopen en door het hek bij de afscheiding heengegaan. Verwonderd en haast eerbiedig hebben ze de ezels geaaid die nieuwsgierig naderbij kwamen. Iedereen had zo zijn of haar eigen reden tot verwondering. En tot dankbaarheid. Omdat het zo genadig en bijzonder is als dingen op hun plaats vallen en wanneer namen terugkeren die lang vergeten waren. Geen van hen heeft veel gezegd. Don Felipe heeft met zijn stok gewezen op de stenen en op de inscripties. Ze hebben gedronken van water uit de beek dat ze in flessen en bekers vulden die in het kleine schuurtje aan de rand te vinden waren.
Het middaglicht was goud en mengde met het groene loof dat door de nabijheid van het water fris en helder was en nog niet het diep donkere groen of het verbrande geel van later in augustus was. Er stonden enkele bomen met dikke stammen die het hier goed deden door de nabijheid van wat water. Misschien waren ze er wel geplant. Kastanjes en lindes. Er was ook snoeiwerk aan ze verricht.
De ezels hadden hun eigen schaduwplekken aan de rand en maakten geen gebruik van de menselijke sporen van tuin- en landschapswerk. Vanonder de bladeren lichtte het groengele veld op en vanaf hier was in de verte het huis, de fazenda zichtbaar.
‘Hier heb ik als kind gedanst,’ zei Rocio, ‘Ik was het een beetje vergeten. Maar nu weet ik het weer. Hier waren mijn eerste dansen, denk ik.’
Een half uur later zaten ze allemaal weer in de auto’s onderweg.
Later hebben Alicia en Sheila zich nog veel beziggehouden met de vraag waarom nu juist ezels zo dol zijn op deze plek. Ze haalden er mythen en sprookjes bij. Ze waren heel dankbaar voor de netwerkverbindingen want ze communiceerden vaak over grote afstanden met elkaar. Ze kwamen met archetypen en met sprookjesbeelden en van alles. De ezels zelf trokken zich hier niets van aan, gelukkig maar, en waren gewoon wie ze zijn, in al hun mysterieuze diepten van hun goedigheid, hun wijsheid en hun merkwaardige mix van gewilligheid en eigengereidheid.
Het werd een soort vaste rubriek in hun gesprekken. Sheila merkte dat haar voorganger op Val da Mãe Ceres ook zo dol op de ezels was geweest. Net als zijzelf.
Het vriendje van Rocio had niet veel gezegd en was tijdens deze middag niet noemenswaard uit de verf gekomen. Hij zelf was danig onder de indruk geweest: van de tocht, de rijstijl van zijn vriendin, haar energie, het landgoed, haar familie en haar achtergrond. Maar het bleef voor hem iets als een soort film waarin hij zelf niet echt een rol speelde en die hij ook maar half begreep. De relatie duurde dan ook niet lang meer. Ze deden nog een poosje hun best, maar in feite was deze dag de genadeklap.
Dario, de latere man van Rocio, haar steun en toeverlaat, de vader van haar vijf kinderen, vond altijd dat dit vriendje echt een lieve jongen was geweest (hij kende hem een beetje), en beslist liever dan hijzelf. Maar zijn vrouw Rocio was toch een maatje te groot voor het vriendje geweest.
Het was goed en sterk, vond Dario. dat die jongen dat inzag en de moed had gehad om het uit te maken. Al wist hij op het moment zelf natuurlijk ook niet precies waarom en Rocio een tijdlang boos en verdrietig was.
Don Felipe en Alicia waren ook tevreden, maar spraken dat alleen uit naar elkaar. Nooit tegen Rocio. Die moest getroost worden.
En kort daarna ontmoette Rocio Dario.
Alweer zoiets dat in deze week soepel voorbereid werd. En niemand weet precies door wie.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:



