OM HALF TIEN in de ochtend stond de limousine voor de ingang van het hotel op ze te wachten. Aan het stuur zat senhor Silva alias Mr. Wood.
‘Senhor Silva! Wat een eer!’ zei Sheila en schonk hem een glimlach.
‘Senhora, mijnerzijds een eer.’ antwoordde deze, hoffelijk ouderwets. En zij:
‘Het is een hele rit voor u op deze ochtend, om ons heen en weer te brengen!’
’Senhora, ik houd van lange ritten door mijn mooie land. U bent er trouwens zelf vroeg bij. Gisteren was toch dat lange feest, tot diep in de nacht?’
‘We zijn daarnet min of meer opgetrommeld.’ zei John, ‘Door de persoon die u nu gaat ophalen, is het niet? We hadden het gelukkig niet al te laat gemaakt. ’
‘Si, si. A senhora Machintão. Weet u dat ik me haar als klein meisje herinner?’
‘Bent u uit het stadje afkomstig?’
‘Geboren en getogen!’ knikte hij trots, ‘Kijk! Daar staat ze al klaar voor de deur van haar huis! Vroeger had ze natuurlijk vlechtjes en was een pestkop. En ze kon geweldig in bomen klimmen.’
Ze waren ondertussen al over de hobbelige keien door de kleine straatjes naar beneden gegleden. John dacht aan zijn aankomst hier. Hoe hij met de huurauto worstelde met de afmetingen van de straatjes. Als Amerikaan was hij niet gewend aan enige begrenzing van straten behalve door het verkeer zelf. Silva was als de spreekwoordelijke vis door het water naar beneden gegleden (of olijfolie, dacht John en moest inwendig glimlachen om de vergelijking). Hij had voor de deur van het huis van Anthony en Francesca stil gehouden. Hij stapte uit en hield het portier open. Denise en de chauffeur groetten elkaar hartelijk. Ze droeg een smaragdgroene met zwarte deux-pièce en had een zwarte strooien hoed op met een voile. Chic, heel chic. Ze zag het echtpaar kijken en lachte.
‘Good old Europe!’ zei ze, ‘En ook nog eens back home. Ik heb zó weinig gelegenheid om chic gekleed te gaan waar ik woon. En vandaag is echt een dag ervoor. Uitnodigingen en nog eens uitnodigingen! João!’ zei ze tegen de chauffeur, ‘kan dit tasje met mijn stevige wandelschoenen even achterin, alsjeblieft? Op onze bestemming heb ik ze nodig. De hakjes die ik nu draag zijn meer voor de show.’
Ze droeg eenvoudige maar zeer elegante, hoge pumps. Het was inderdaad duidelijk dat die een wandeling over een landgoed niet ongeschonden zouden doorstaan en de draagster misschien ook niet.
Denise stapte achter in, en nam op de bank tegenover John en Sheila plaats.
‘Blij dat ik dan voor de gelegenheid mijn nette jasje heb aangedaan.’ zei John die haar wilde begroeten.
‘Just a sec, dear mister Carpenter!’ weerde ze af, ‘Your lady first. Jij bent Sheila? Ik ben Denise. Wat ben jij toverachtig mooi! Ik wist al van mijn hele achterban dat jij ijselijk geleerd en bekwaam bent en zo. Maar je schoonheid en charme hadden ze niet genoemd. De sukkels! Ik vind jou echt toverachtig. Alsof je licht om je heen hebt. Je licht is warm en je hebt ook iets aards, op een prachtige manier. En je hebt toch zo’n mooie en heel moeilijk uit te spreken achternaam? Oh, doe me een plezier! Zeg die even!’
’Yllwyggdrennar’ zei Sheila lachend, ‘Maar dat zeg ik in mijn vette Yankee-accent. No Gaelic, Denise, sorry.’
Denise keek dromerig.
’Gaelic? Het Keltische raakt me en stemt me ook weemoedig. Ik ben tenslotte de weduwe van een McIntyre. Dan draag je de weemoed van Schotse clans als een wollen mantel. Jouw man had jou trouwens niet uiterlijk beschreven. Maar tussen de regels door heeft hij je toch goed geportretteerd, merk ik. Sheila, hindert het jou dat ik je meteen zulke complimenten maak? Leven in Brazilië heeft me directer gemaakt.’
‘Ik ben een Noord-Amerikaanse yankee girl.’ zei Sheila, ‘Die zijn ook nogal direct. Maar de sensitieve Keltische, die ergens in mijn genen zit, voelt zich geraakt en ook verlegen als je me zo ziet en dat zegt. Maar prettig verlegen. Dus dank je wel, Denise.
Maar nu we toch bezig zijn, betaal ik je met gelijke munt terug. Op je uiterlijk en uitstraling, want kennismaken moeten we immers nog. Ik vind dat om jou heen de woman of the world hangt. Ze weet wat liefde is. Ze kent haar schoonheid en die is tijdloos. Ze is expressief en heeft smaak, waardoor ze ook terughouding kent. Ze weet wat verdriet is, maar kan zich als een kind wild verheugen over een madeliefje of een paardenbloem, die andere mensen te gewoon vinden om naar te kijken. Ze is breekbaar en onverwoestbaar tegelijk. En zoals jij vandaag bent! Je hoeft alleen maar ergens aan een tafeltje te gaan zitten, je handen onder je kin te vouwen en in de verte te kijken. Waarnaar kijkt ze? Verwacht ze iemand? Laat dan de cameraman maar draaien. Je wilt dan de film kijken. In één ruk door, vanaf de eerste scène. Alles zien, omdat alles directe emotie oproept. Zo, senhora, dit was mijn revanche. Jij open? Dan ik ook open. Ik ben Sheila. Pleased to meet you.’
Denise keek de andere vrouw met verwondering aan. Haar donkere ogen werden vochtig.
‘Pffff..’ zei ze, ‘Mijn zoon schildert en maakt soms erg goede portretten. Maar jij schildert ook. Je doet het niet met verf en niet eens met je woorden. Jij kijkt. En je ziet door alles heen. Je benoemt. Daardoor troost jij, en verlost. Ik kan het niet anders zeggen. Ik voel me gezien. Dank je.’
Ze zwegen even. De auto was ondertussen het stadje uit gereden en al bijna beneden in het dal.
‘En ik bevind me dus in het gezelschap van deze twee ladies.’ zei John na enige tijd.
‘You’re such a lucky guy!’ zei Sheila.
Denise moest erom lachen.
’En?’ giechelde ze koket, ‘Is ons gezelschap een beetje uit te houden, my dear mister Carpenter?’
Ze trok hem speels aan één van de revers van zijn jasje, bij wijze van begroeting. Sheila keek naar haar man. Ze proestte het uit.
‘Tiger, ik zeg dit vaak tegen je. Maar je doet het nu weer. John, je bent zo’n lekker ding. Hoe je toch zo prachtig schaapachtig kijkt! Ik bedoel,’ legde ze uit aan Denise, ‘mijn man is ook heel knap en geleerd, maar op zulke momenten..’
Ze lachte opnieuw.
’Ach wat, Denise. Ik hoef hem niet aan je voor te stellen. Je hebt al veel boeiend contact met hem gehad. Aan de telefoon bijvoorbeeld, midden in de nacht. Omdat jij het tijdsverschil verhaspelde. Per ongeluk? Of doe je zoiets expres?’
‘Ja, dat doe ik helaas wel vaker. Eh..per ongeluk, bedoel ik.’
‘How very feminine, my dear. Een IQ van honderdvijftig hebben, en ondertussen tijdzones verhaspelen.’
‘Sheila, maar misschien doe ik dat wel altijd! Ik leef op een bepaalde manier in een heleboel tijden tegelijk, door de muziek, de cultuur, het onderwijs, de wereld van nu, die van toen, maar ook hoe ik zelf in elkaar zit en overal lijntjes mee heb. Ik vind dat soms verwarrend. Maar dat is natuurlijk een heel ander level. Eh, John, sorry, ik had jou wat gevraagd, een echte vraag voor mister Carpenter. En meteen namen wij dames de boel weer over. Weet u mijn vraag nog van daarnet? En zijt gij misschien genegen die te beantwoorden, wanneer wij onze mondjes even houden?’
John keek van de een naar de ander.
‘Ja hoor. Over het bij the ladies kunnen uithouden? Welnu, senhora Machintão, uw beider gezelschap is goed uit te houden. Dank u dat u zo ontzettend beleefd daarnaar informeert. Dat brengt mij ook op vragen. Waren er nog speciale wensen voor deze rit? Dringende zaken die nu in deze auto besproken dienen te worden?’
Denise keek hem vorsend aan.
‘Zeg, mister Carpenter, hoe heb ik het nu? We hoeven toch niet zo formeel te worden!’ zei ze, nogal onlogisch, omdat ze zelf die toon gezet had ‘Maar toch bedankt dat u naar mijn welzijn en mijn agenda vraagt. Pardon, informeert.’
Ze switchte terug naar normaal.
‘Nee, John, ik heb vanochtend vooal deze limousine geregeld zodat we met z’n drieën achterin zouden zitten met veel tijd en beenruimte en niet op de weg hoeven letten. Dat doet die fijne senhor Silva voor ons. Hè, João?’
Als antwoord knikte Silva haar vanuit het achteruitkijkspiegeltje even toe.
Denise vervolgde:
‘Maar het hogere doel van dit geheel is natuurlijk dat the ladies… Waarmee jij dus in één auto zit, John. Dat die elkaar even, eh…. hoe zeg ik dat nou netjes? Sheila, help me. Wat zijn wij precies aan het doen?’
‘Elkaar besnuffelen.’ zei Sheila zonder aarzelen.
‘Precies!’ giechelde Denise opgelucht, ‘Nou, John, dat zijn wij dus aan het doen.’
‘En hoe gaat dat?’ informeerde John.
‘Tja,’ zei Denise, ‘Ik denk eigenlijk dat het niet de bedoeling is dat jij daarnaar vraagt!’
‘Ik had zelf ook al zo’n gevoel.’ grinnikte John, ‘Dan heb ik dat dus goed.’
‘Maar,’ zei Sheila,’ Dat komt allemaal omdat jij wel heel belangrijk bent, lief van me. Voor mij. Maar ook voor Denise. Denise, klopt dat?’
Denise zuchtte even en keek Sheila dankbaar aan.
‘Ja Sheila, zo is het. Maar je moet niet denken dat…’
‘Ik denk niet,’ zei Sheila, ‘Ik kijk. En ik vind persoonlijk dat mijn man nodig de wereld in moet. En jij speelt daar blijkbaar een rol in. Zo zie ik het. En ik strijk nu neer op een landgoed. Met heel veel kamers trouwens.’
‘Ik ken de plek,’ zei Denise, ‘Je bent er nu één keer geweest. Donderdag toch? Enkele uren? Nou, je hebt nog geen idee.’
‘Ken jij Felipe, Denise? Ken je Alicia?’
‘Van vroeger.’ zei deze mijmerend, ‘Niet heel goed. Maar ik heb ze allebei vaker ontmoet. Oh, en ik wilde jou niet beledigen. Ik bedoel: jij hebt geen idee wat voor een lot uit de loterij je hebt getrokken!’
‘Dat heb ik wel,’ zei Sheila, ‘Ik weet een heleboel niet. Maar dat het een lot uit de loterij is, weet ik wel.’
‘En, mister Carpenter,’ zei Denise, ‘John, dat is maar mijn koosnaampje voor je hoor. Mettertijd komt er wel wat anders. Of ook niet. John, jij kent het hele landgoed nog niet?’
‘Nee. Maar ik ken Sheila.’ zei hij meteen, ‘Ik ga mee en we moeten het natuurlijk samen zien. Maar ik denk dat het allang besloten is. Er is iets heel dieps bij mijn vrouw aangeraakt door onvoorziene ontwikkelingen. En dat diepe raakt aan haarzelf. En nu gaat ze ervoor. Dat zie ik. En dat verheugt me immens. Dat is eigenlijk voldoende. Ook als de plek waarschijnlijk óók schitterend is.’
Denise keek ze, vanaf haar plaats tegenover hen, allebei aan, met een ernstige, onderzoekende blik, terwijl ze haar hoofd een beetje schuin hield. Zo schuin, dat ze met haar linkerhand haar zwarte hoed even vast moest houden.
‘Ik vind jullie een mooi stel.’ zei ze, ‘Echt. En eerlijk en moedig. Als het goed is, gaat dit voor ons allemaal voeten in de aarde hebben.’
‘Ja, voeten in de aarde!’ lachte Sheila zonnig, ‘Daar gaat het juist over. Bij mij heel letterlijk. Bij jullie wat meer geestelijk, denk ik. Misschien is het bij mij ziel en aarde. Maar nu raak ik in de war. Want dan lijken we alle drie ineens toch erg op elkaar. Denise, vind je dat ik nu zomaar wat zeg?’
‘You are an oracle. Just like John. Hij op een andere manier dan jij. Ik zal nooit vergeten wat jullie voor mijn zoon gedaan hebben. Pure klassieke orakelkunst. Het bestaat dus nog!’
‘Oh,’ zei John, ‘maar ik had..’
‘Jij had geen idee!’ vulden de beide vrouwen tegelijk aan. Ze moesten alle drie lachen. Op een natuurlijke manier was daarmee het gesprek ten einde. Tenminste dat waarover het echt moest gaan. Blijkbaar was er nu genoeg gesnuffeld, over en weer.
Over de totaal verschillende parfums die de vrouwen dragen zou je een boek kunnen schrijven, dacht John een beetje associatief. Ondertussen keek hij naar het landschap in zijn groene, gele en oker tinten en naar de vormen van de langs de autoramen voorbijschietende olijfbomen, en naar ezels in de schaduwen, en schapen en koeien. De geur die de één droeg zou de ander nooit kunnen dragen en andersom. Hij voelde dat het zo goed was. Hij was ontzettend dankbaar voor de chemie tussen de vrouwen. Beide hoogbegaafd en sensitief. Een thuisgevoel bij hen allebei. En toch zo verschillend. Hij had deze ontmoeting spannend gevonden. Als je zelf sterke connectie hebt met twee mensen, dan wens je dat die mensen dat onderling ook hebben. Maar je weet dat nooit zeker.
Uiteindelijk is dat ook niet mijn zaak, dacht hij, maar het is wel fijn.
Hij liet het verdere gesprek min of meer over aan Sheila en Denise die nu aan de praat gingen over hun verschillende professionele zaken. Hij liet de kleuren en het licht van het land en de geuren op zich inwerken. Vandaag eens niet aan het stuur. Volop om je heen kijken.
Toen ze hun bestemming al naderden vroeg hij:
’Hebben jullie enig idee hoe de anderen naar het landgoed komen?’
‘Zeker! zei Denise, ‘Ik had al met Alicia gebeld. Voornamelijk om af te stemmen dat we er op tijd zouden zijn. Omdat we vanmiddag.. oh trouwens, hebben jullie die uitnodiging eigenlijk gehad?’
‘Ja,’ zei John, ‘iets in de Bungalow. En een kring van mensen die we geloof ik allemaal kennen.’
‘Het is bijna de samenstelling van jullie in Sevilla van een paar dagen geleden.’ beaamde Denise, ‘Ik weet dit omdat mijn zoon het erover had. Plus nog de mensen die jullie sindsdien hebben opgedaan, zal ik maar zeggen. En de mensen die sowieso erbij horen. Ze doen dit elk jaar. De dag na het grote feest als het festival eigenlijk al een beetje afgelopen is. Dit jaar denk ik dat mijn zoon een speciale reden heeft en dat hij iedereen gaat bedanken. Hij heeft dat niet zo expliciet gezegd, maar ik heb de gastenlijst gezien. Enfin, we zullen zien. En ik was daarom aan het timen geslagen en heb ons min of meer vlug in de auto gepropt Ik kan soms erg directief zijn.’
‘Weet jij of Alicia al op het landgoed is?’ vroeg Sheila.
‘Nee, Alicia is onderweg.’ zei Denise, ‘Ze rijden in de auto van Felipe. Ze hebben een soort family meeting. Kunnen ze het ook lekker over ons hebben, denk ik. Rocio zit achter het stuur. Felipe en Alicia zijn passagiers. Oh, en ook het vriendje van Rocio. Ik weet niet hoe hij heet. Niet aardig van me. Alicia wist het ook niet. Het schijnt nog niet heel lang aan te zijn. Hij zal wel gekeurd en gewogen worden door grootpapa en oudtante. Dat soort dingen zijn soms onvermijdelijk. Arme jongen.’
‘Als Rocio net zo flitsend rijdt als dat ze danst’ zei John grinnikend, ‘dan zijn ze er waarschijnlijk al. No offense, senhor Silva’.
’Geen probleem, senhor, een vurige jonge Spaanse mag van mij anders rijden dan een bedaagde Portugees. We zijn er trouwens bijna.’
‘Aha. Fasten your seat belts?’
‘Nee, integendeel. U mag ze bijna losmaken.’
‘João,’ vroeg Denise, ‘blijf je op het landgoed? Wat ga je al die tijd eigenlijk doen?’
‘Chauffeursgeheim, Machintão! De benen strekken, denk ik. En ik kom waar ik wezen wil. Want ik heb de auto.’
‘In noodgevallen zijn er ezels op het landgoed, João,’ zei Denise plagerig, ‘dus ik kom altijd weer thuis.’
‘Het komt wel goed, Denise.’ zei Silva, Jullie familie is altijd lief en voorkomend voor alle chauffeurs. Je zoon is daarin net als jij. Het is fijn rijden voor jullie. Zo, we zijn er.’
De auto reed door het geopende hek het landgoed binnen. De oprijlaan leidde in een klassieke lus tot voor de trappen van het grote huis. Inderdaad stond al een grote wagen met Spaans kenteken geparkeerd. De familie was dus al gearriveerd. Alicia kwam naar buiten en wuifde naar ze vanaf het bordes.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken



