HET PAD OMHOOG was aan weerszijden verlicht. Met de bochten mee vormden de lange lichtlinten sierlijke meanders in het landschap die je als vanzelf naar boven geleidden.
Voorbij de helft van de weg werd het grote gordijn bij de ingang zichtbaar. Het was van onderaf verlicht en golfde langzaam heen en weer tussen oranjegeel en oranjerood als naklank van de zonsondergang in de snel invallende avondschemering. Terwijl de eerste mensen aankwamen begon het gordijn langzaam naar de zijkanten op te vouwen terwijl het intensieve gekleurde licht dimde.
Eenmaal het gordijn gepasseerd was de plek bij de top majestueus en vlak onder de open hemel. Hier had gedurende de hele week de klankworkshop plaatsgevonden. De locatie was onherkenbaar veranderd. Alleen het podium was gebleven. Daaromheen was nu een compleet amfitheater gebouwd.
De metalen buizen van de constructie glansden in het licht van schijnwerpers. De trappen waren belegd met rode lopers. De vloerplanken waren van gelakt hout. Er waren zitplaatsen met rugleuningen voor een paar honderd toeschouwers: genoeg voor alle deelnemers van het festival. De zijkanten van de oplopende stoelrijen waren gedecoreerd met fluwelen gordijnen met filigrane motieven in goud- en zilverkleurig draad. Elke zitplaats had haar eigen, zachte verlichting alsof er schemerlampjes waren, maar de techniek was veel geavanceerder. Het licht was zo zacht en discreet dat de blik op de hemel waaraan ondertussen de eerste sterren verschenen niet verstoord werd. Aan de zijkanten van elke rij lagen kleurrijke stapels fleecedekens klaar, voor het geval het in de avond fris zou worden.
Daarstraks in de kasteeltuin was de lange tafel in haar onregelmatige ovaal met alle gasten eromheen al indrukwekkend geweest. Het had de eigenlijke omvang van het festival zichtbaar gemaakt. Het nieuwe amfitheater was op een andere manier indrukwekkend. De mensen namen er plaats in wijde kringen rond het podium. Ineens was je boven op de berg tegelijk in een volle zaal. Het geroezemoes weerklonk in de in staal en hout gevormde binnenruimte van het theater. Tegelijk met de verder indalende schemering dimde de verlichting bij de zitplaatsen stapje voor stapje en doofde tenslotte helemaal uit, op wat veiligheidsverlichting bij trappen en uitgangen na.
Twee groot beeldschermen lichtten aan beide zijden naast het podium op. In alle festivaltalen verschenen een paar mededelingen.
Het programma zou om tien uur beginnen. Volgens de klok op de schermen was dat dat over enkele minuten. Er kwam de programma aankondiging. Het toneelbeeld was deze week gemaakt door de festivalwerkgroep architectuur, onder leiding van Dr. Mahmud di Pietro, met gebruikmaking van een bijzondere hologramtechniek.
De voorstelling zou openen met een optreden van Rocio Nurtega, een performance danseres die vanuit de traditionele flamenco tot vrijere vormen was gekomen. Zij bracht haar eigen muzikanten mee. Hun namen verschenen op het scherm. Na afloop van hun performance zou een kleine muzikale bijdrage volgen die apart zou worden aangekondigd. Daarna zou het feest voortgezet worden in de kasteeltuin tot diep in de nacht, met uitloop tot aan zonsopgang. Met wensen voor een fijne voorstelling, en zet je zintuigen maar open.
De lichten doofden.
Het licht van de nagloeiende avondhemel bleef. Er waren alweer meer sterren zichtbaar. Er begon fijn geciseleerde percussie te klinken, zo subtiel gedoseerd dat het eerder stilte dan muziek leek. De stilte groeide met de klanken mee. Iedereen werd als vanzelf aandachtig. De laatste gesprekken hielden geleidelijk op.
Op het podium was al enige tijd bezig een vorm te ontstaan. Het begon zo geleidelijk vanuit het donker dat die aanvankelijk niet opviel. De vorm werd gecontoureerder, kreeg kleur en een illusie van massa hoewel zij enkel uit licht bestond. Na enige tijd was het podium veranderd in een vloer waarop muren als van een Moors bouwwerk waren verrezen, met dikke wanden en grote open vensters, waardoorheen het nachtelijk silhouet van bergtoppen en de hemel zelf zichtbaar was, met bogen en hoge plafonds die van het gebouw zelf leken te zijn of was het plafond de nachthemel met haar sterren? Het bouwwerk liet vervolgens de grenzen van het podium achter zich. In een nog zachter licht dan daarnet kwam een veel groter bouwwerk op, dat het eerste, kleinere geheel omvatte. Het had diezelfde Moorse stijl, met bogen en trappen en balustrades. Het omvatte het hele amfitheater zodat de toeschouwers zich nu zelf in een nachtelijk zomerpaleis bevonden. De bestaande vloeren en trappen van het theater hadden met behulp van deze lichttechniek vormen en motieven gekregen waardoor zij op ingelegde mozaïekvloeren leken.
De lichtspel had precieze afgrenzingen. Niemand uit het publiek keek in lichtbronnen of werd door fotonenbundels aangeraakt. Het uit licht gebouwde object was tegelijk virtueel en reëel aanwezig. Het bestond zonder vaste materie. Het was vorm en energie. Holografisch gegenereerde vorm.
Vanaf de vier hoeken van het podium rezen langs de wanden van het lichtgebouw hoge pijlers in licht op. Eerst in zacht terra-roodbruin, zoals het bouwwerk zelf en alleen als verdikking en intensivering zichtbaar. Terwijl ze naar boven klommen veranderden ze in turquoise, en werden vervolgens lichtblauw. Ze hieven zich naar het hoogste punt en gingen verder omhoog. Ze kleurden vanaf daar tot een teer violet. Onderaan waren de pijlers nog recht geweest maar in de hoogten wentelden ze zich om hun assen heen naar elkaar toe en werden buigzaam alsof het levende, snelgroeiende planten waren. Zij vlochten ineen tot nieuwe zijkanten waardoor het hele bouwwerk een nieuwe plantaardige verdieping kreeg, die vager en ijler, maar veel beweeglijker was dan de beneden-etage. De zijkanten vervlochten en weken weer uiteen. Ze herhaalden hun ritmische toenaderingen tot een steeds fijner wordend vlechtwerk. Tegelijk naderden de aldus ontstane vlechtwanden elkaar. Ze rezen alsmaar hoger op zonder elkaar te raken. De windingen van het vlechtwerk werden kleiner en kleiner. Het perspectief hielp mee zodat zij tenslotte tot twee lichtzuilen werden die hoog de nachthemel in groeiden. Vanaf de achterwand van het bouwwerk had zich ondertussen een waas van donker violet en blauw verdicht zonder duidelijke structuur en vormde een half transparante wand uit zacht licht.
Naar boven toe loste de wand op en ging naadloos over in de avondhemel. De hoge pijlers aan de zijkanten bogen tenslotte allebei schuin af, elkaar nog steeds niet rakend en werden almaar fijner en ijler. Ze vervaagden in hun weg naar boven waar ondertussen de sterren steeds helderder aan het uitspansel stonden. Tenslotte verankerden ze zich rond de sterrenconstellatie van de Adelaar die enigszins uit het midden hoog aan de hemel stond. Even verscheen holografisch de naam van het sterrenbeeld. Ook werden hulplijnen rond de afzonderlijke sterren getrokken en een soort tekening. Het was een moment en daarna waren er alleen weer de sterren zelf.
Gedurende de hele performance werd het sterrenbeeld gevolgd waardoor de richting van de pijlers bijna onmerkbaar maar gestaag veranderde. Maar dat was alleen zichtbaar als je erop lette. Het effect was een immens gevoel van verbinding met de astrale hoogte. De kleine rechthoek van het podium was in relatie gebracht met de zomerse nachthemel van deze vier en twintigste juni.
Het Moorse bouwwerk was aanwezig gebleven maar alleen als een zwak wordend nabeeld. Daarna verdwenen alle bovenste elementen bijna helemaal. Er bleven slechts naaldfijne aanduidingen. Daardoor leek het lichtkunstwerk aan de onderkant weer meer tot de wereld van het podium terug te keren. Maar tegelijk waren de nachthemel en de sterrenbeelden door deze architectonische reis nu deel geworden. Ze waren mee on stage, niet langer een toevalligheid of iets uit een andere wereld. Ze hoorden er bij.
Het was zo’n moment waarop een publiek een collectief wezen wordt en meende dat de performance compleet is. Er welde al applaus op, maar dit verstomde ogenblikkelijk, want de voorstelling ging direct op een andere manier verder.
Op de podiumvloer gloeide roodachtig licht afkomstig van een conventionele gedimde toneelverlichting. In het midden stond daar ineens een gedaante met de armen omhoog. In haar houding verraadde zij onmiddellijk de expressie van een flamencodanseres. De gedaante was eenvoudig gekleed. Niets van traditionele flamenco-kostumering. Slechts een lange zwarte broek en een zwart topje, en de haren opgestoken als een balletdanseres. Geen opsmuk. De voeten in de zwarte stevige pumps met blokhakken die bij de flamencodans horen.
De voeten en de schoenen deden plots galmend het hout van de podiumvloer opklinken. In plaats van de ragfijne etherische percussie van daarnet en de blik door architectonische lichtvensters in de verre kosmos, nu slag na slag op het hout, stampen van krachtig voetenwerk, in een langzaam en precies getimed ritme.
Geen andere muziek dan die van voeten op de aarde. Langzaam, krachtig, exact.
Langzamer nog. De slagen werden keihard, indringend en vertraagden verder in steeds meer tussenpoos tot zij met een laatste harde voetslag tot stilstand kwam. En stilte. Geen serene stilte. Stilte die pijn deed, met lading.
Nu volgde een krachtmeting tussen publiek en danseres. Die bestond daaruit dat zij, met niets dan haar aanwezigheid, de collectieve concentratie vasthield en de spanning oprekte en daarin met haar publiek de uitdaging, een weddenschap of een strijd aanging. Als de matadora in de stierenarena vooral mentaal werkend met concentratie en dominantie. Als de aandacht in het theater ook maar ergens dreigde te verflauwen hief zich haar arm met langzaam draaiende hand omhoog tot ze de publieksziel weer in haar ijzeren greep had. En dan zakte de arm weer. De intensiteit van de flamenco werd aldus opgevoerd tot een onwaarschijnlijk absoluut nulpunt aan beweging en gereduceerd tot opperste concentratie. De avondwind was veranderd in dikke lucht, in benauwenis.
Stilte voor de storm. Drukkende beklemming van naderend onweer waarin de wolken hun ontzaglijke elektrisch potentiaal aan het verzamelen zijn, adem beklemmend en een ban op de ziel leggend.
En dan de omslag. Ineens barsten de elementen los. Ineens ontlading.
Nu totaal andere stijl. Snel, roffelend, dynamisch. Met begeleiding van een wild geworden percussionist, jankend spel van de gitaar en de bijna onmogelijk hoog vibrerende stem van de sopraanzangeres. Tegelijk daarmee begint het holografisch bouwwerk geleidelijk om zijn as te draaien. De lichtintensiteit neemt toe. De bogen sluiten naar elkaar toe en breiden zich vanuit één enkel intensief gouden hoogtepunt in alle richtingen uit tot een wervelende koepel van kleuren en vormen die te snel zijn om nog door de blik vastgehouden te kunnen worden. De koepel blijft doorzichtig. Daarbinnen de razende dynamiek van de dans. De dans niet langer de gemoederen dominerend, maar bevrijd en ineens in overgave, gedragen worden door het wervelend spel van kleuren en klanken, de hoog vibrerende en lyrisch wordende stem van de zangeres. De lichteffecten wekken de illusie dat het hele toneel zelf is gaan draaien. Toch wordt het geheel door de mix van beweging en tegenbeweging op de een of andere manier zo in vorm gehouden dat je niet duizelig wordt als je ernaar kijkt. De rotatie wordt tenslotte zo snel dat één enkele ronde vorm het toneel omspant als een nieuwe transparante koepel. Daarmee keert de rust en de harmonie terug in het beeld dat dus vanuit oneindig snel bewegen opgaat in nieuwe verstilling.
Misschien ontstaat zo eigenlijk het statische: door de oneindig snelle beweging van de dans der materie. Energie en materie als polen van elkaar, de één is uit de ander afkomstig, ze zijn tweelingen en eigenlijk zijn ze één.
De performer is het middelpunt van de rotatie. Ze wervelt om haar eigen as als een balletdanseres in de pirouette op Spitzen.
Ineens breekt ze de vorm. Ze springt hoog in de lucht. Het felle toneellicht maakt haar op het hoogste punt zichtbaar terwijl zij haar onwaarschijnlijk krachtige sprong doet. Op dat moment dooft de verlichting. Ook het holografische bouwwerk is weg. Zo blijft zij als niets dan een nabeeld op het netvlies hangen, op de top van haar sprong. De danseres zelf moet ondertussen allang in het donker zijn neergekomen. Ze zal zijn opgevangen of gedragen. Je hoort en ziet niets van haar. Alsof ze in het niets is verdwenen. Ook haar nabeeld lost snel op in de duisternis. Een kort moment is er muzikale rust voor alle zintuigen, het stijlmiddel van de Trugschluss, het schijnbare einde. Dan de finale. Nu komt het echte slot.
Nog één keer lanceren vanaf het podium de holografische pijlers. Nu zijn ze snel als de bliksem. Ze schieten van onderen naar boven omhoog, als vuurpijlen. Nog terwijl zij de sterren lijken te raken zijn zij alweer gedoofd, zoals de natuurlijke bliksem van bovenaf verschijnt, siddert en meteen uitdooft zodra hij op zijn weg vanuit de hemel de aarde aangeraakt heeft.
Opnieuw een kort moment van volstrekt duister. Door de enorme lichtintensiteit van het laatste opflitsende beeld lijkt voor een moment zelfs de sterrenhemel weggevaagd. Het publiek houdt de adem in.
En het moment, het geladen moment, de performance: het is voorbij. Uitademen gaat vanzelf.
Op het podium wordt heel gewone verlichting aangedaan. De wereld is ineens vertrouwd en concreet.
Op een houten stoel zit de danseres van daarnet. Op drie andere houten stoelen zitten een percussionist, een gitarist en een zangeres. De muzikanten zijn, net als de danseres, zeer eenvoudig in het zwart gekleed.
‘Gracias..’ zegt de danseres, met een ontwapenende glimlach.
‘Gracias.’ zeggen de muzikanten.
Ze stonden op en bogen. Het applaus kwam langzaam op gang en hield vervolgens aan en aan. Ze namen de hulde in ontvangst, bogen een paar maal en liepen rustig naar achteren. Het toneel was leeg.
Hoe lang de voorstelling had geduurd was niet te zeggen. Het was volkomen buiten de tijd geweest. Het was zó voorbij. Niet waar, het was de hele avond geweest. Nee, het was een heel festival op zichzelf geweest. Nee, de essentie van een hele festivalweek was gecomprimeerd tot één scheppend moment.
Naderhand bleek dat de performance van La Nurtega ongeveer dertig minuten had geduurd. In klokkentijd omgerekend.
Het klappen hield aan. Tenslotte traden Rocio en haar muzikanten nog een keer naar voren. De danseres keek rond in het publiek en ontdekte Mahmud di Pietro. Ze nodigde hem uit om ook op het toneel te komen. Ze stonden met z’n vijven naast elkaar en kregen een staande ovatie.
Rocio nam het woord. Haar stem werd licht versterkt door een onopvallend aanwezige geluidstechniek. Ze sprak Spaans. Op de schermen verschenen simultane ondertitelingen in de andere talen.
‘Dank jullie wel!’ zei ze, ‘Het was voor ons een grote eer om voor jullie op te treden. Drie dagen geleden ontmoette ik een paar van jullie deelnemers, omdat ik op het laatste moment door ze gevraagd werd om voor ze op te treden. Heel gewoon traditionele flamenco, hoor! Ik vond ze zulke leuke mensen! We raakten naderhand aan de praat. Zo is het gekomen. Soms gaat het zo simpel. Ik vond het echt fijn om dit vanavond voor jullie te mogen doen. Wat een geweldig festival hebben jullie hier! En wat een werkelijk ongelooflijk toneelbeeld hebt u gemaakt, señor di Pietro, muchas gracias! Beste deelnemers, en nu mag ik een volgend onderdeel aankondigen. En ik moest ook van de organisatie zeggen dat we daarna weer met z'n allen naar de kasteeltuin gaan. Ik moest ook zeggen van ze dat het daar dan heel gezellig wordt. Met weer veel lekkers te eten en te drinken. Daar verheug ik me al op. Want van dansen krijg je altijd geweldige honger en dorst!’
Ze lachte even.
‘Als artiest ben je ook maar gewoon een mens. Maar nu komt eerst nog een optreden van een heel bijzonder iemand. Drie dagen geleden mocht ik hem ook al ontmoeten bij die gelegenheid waarover ik jullie net vertelde. Hij schijnt hier op dit festival veel te hebben gedaan. Voor we straks gezellig met z’n allen veel herrie gaan maken, komt van hem nog een soort stilte kunstwerk. Ik heb hem horen oefenen. Enkelen van jullie schijnen hem gisterenavond ook al eventjes gehoord te hebben. Ik niet, want ik ben pas vanochtend van over de grens hier naartoe gereisd. Enig idee wie? En wat je gaat horen? Ik zal je niet in spanning laten. Wij halen vlug onze stoeltjes van het podium en maken plaats. Het mijne laat ik staan en die is nu voor hem. Voor: Vengas!’
Hartelijk applaus volgde.
Rocio en haar artiesten zwaaiden vrolijk naar het publiek. Ze namen hun stoelen van het podium en gingen aan de zijkant zitten. Rocio zelf ging op een balustrade zitten, omdat ze haar eigen stoel had afgestaan.
Vengas kwam op. Aan zijn luit hingen voor de gelegenheid kleurige linten. Hij stemde de snaren en begon te spelen. Binnen de kortste keren had hij een intieme vortex van middeleeuwse en renaissance luitmuziek gecreëerd, alsof je een tijdmachine werd binnengetrokken. Ondertussen was een beetje nachtwind opgestoken. Het leek wel of die deel werd van zijn tijdvervormende klankwereld.
Di Pietro bleek een alert improvisator te zijn en was direct aan het zoeken geslagen. Even later was het toneel holografisch getransformeerd tot een schemerachtig opdoemende, middeleeuwse troonzaal, met tapijten en gordijnen voor grote boogramen.
Het eerste nummer was gevormd en ingetogen. Er volgde een tweede stuk dat prinselijk elegant danste, als een oude, langzame hofdans. Het derde was een kleine, boertige ballade op vrolijke volkswijsjes en tot slot klonk als vierde tedere langzame muziek, als een weemoedig klagende minnezang.
Het applaus was lang en klaterde als frisse zomerregen. Alle vragen om toegiften weerstond Vengas wijs.
Tenslotte legde hij zijn luit achter zich op de stoel en nam het woord.
‘Dit was het programma.’ zei hij, ‘Dank jullie wel voor al jullie aandacht. We zijn hier klaar. Maar ik wil alle mensen hartelijk danken die hier de set en dit prachtige amfitheater hebben opgebouwd. Ik wil graag dat we ze even mogen zien zodat jullie ze kunnen bedanken. Ik wil om te beginnen zoveel mogelijk mensen van het Creative Department op het podium! Ook graag alle mensen uit de workshop van Mahmud di Pietro, die vanavond een ongelooflijk kunstwerk hebben laten zien. Ook de mensen van de belichting en de techniek. Ook jullie nog een keer, Rocio en je geweldige musici. En als jullie nog op het podium erbij passen, dan graag ook iedereen die hier vanmiddag in de hitte heeft lopen sjouwen om dit prachtige amfitheater voor ons mogelijk te maken. Ik hoop nu maar dat het podium het houdt. Zo niet, dan is Steve de meest aangewezen persoon om het maximaal aantal deelnemers om technische redenen te begrenzen. Kijk, daar is Steve al, van dat geweldige Creative Department. Steve, wat denk je? Houdt het podium het?’
‘Geen probleem, Vengas!’ riep Steve uit alle macht, ‘Het is heel stevig gebouwd en staat ook min of meer direct op de grond. Alle helpers mogen erop.’
Zo stond even later het podium afgeladen vol met mensen. De vloer hield inderdaad probleemloos stand. Vanuit het publiek volgden donderende ovaties. Toen de verschillende groepen naar voren waren gekomen en voor het applaus gebogen hadden en het klateren van de handen tenslotte verwaaid was in het opkomend geroezemoes gingen de lichten in het theater weer aan, en die van het podium uit. ook het oranje gordijn aan de uitgang lichtte weer op en ook de wegverlichting erachter gloeide weer.
Het was inmiddels helemaal donker. Langs de lichtserpentines aan weerszijden van het pad liep men terug naar de kasteeltuin. Daar waren inmiddels de fakkels aangestoken. En het grote feest begon.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
ZONDAG 25 JUNI



